zondag 24 september 2023

Titanic

We gaan de nachtschuit in, een zeldzame uitdrukking. Het staat voor het begin van de herfst als donkere tijden aanbreken. En na herfst volgt winter. Een duistere reis van in totaal een half jaar wacht ons, met de nachtschuit dus. Mooie metafoor, een varend schip in het donker. Prompt zie ik de Titanic voor me, vóór de overstekende ijsberg. Een scherpgetekend, zwart profiel glijdt door een kil, zonloos decor. Gelukkig straalt uit de patrijspoorten warm lamplicht. 
     Met het wisselen van de vier seizoenen heb ik overigens weinig moeite. Wél onder twee voorwaarden: 1. De herfst duurt slechts anderhalve maand. In die tijd passeren fikse hoosbuien en stormen, maar dan ‘s nachts als ik behaaglijk onder mijn dekbedje lig. Overdag schijnt de zon opdat ik me kan laven aan het beeldschone coloriet van herfstblad en vermiljoenrode kabouterpaddenstoelen. 2. De winter duurt eveneens hoogstens anderhalve maand, maar dan naar behoren. Dus met ijs op de grachten en besneeuwde velden waarboven een helblauw hemelgewelf. 
     Samengevat mag de hele reis met de nachtschuit van mij drie maanden duren waarbij de zon overdag ook nog 'ns overvloedig schijnt. Dit alles heeft tot gevolg dat direct na de Scheveningse Nieuwjaarsduik de lente weer losbarst waardoor ik met vergoelijkende glimlach toekijk hoe de uit Noord-Afrika teruggekeerde tjiftjaf reeds in januari vrolijk op mijn drogende wasgoed schijt. Dit even voor het plaatje.
     Zo speciaal ben ik niet. Met mij zullen daarom vast hele volksstammen dit soort malle meteorologische fantasieën koesteren. Jammer jongens, onze wensen worden niét ingewilligd. We gaan hiero gewoon met zijn allen zes maanden lang die verrekte nachtschuit in om voort te ploeteren door weer, wind en duisternis. Soit. Gelukkig kan het binnenin onze kajuiten best gezellig zijn, al dan niet geholpen door kaarsvuur, elektrische dekens, lichttherapie, serotoninepillen, alcohol of andere middeltjes die drijvende ijsbergen doen smelten. Hoe dan ook, een behouden vaart gewenst.

RMS Titanic als 'nachtschuit'.

Volgens Wikipedia zijn er nóg twee nachtschuit-uitdrukkingen:
1. Met de nachtschuit komen (laat komen / iets vertellen wat iedereen al weet)
2. Met de nachtschuit vertrekken (er stilletjes vandoor gaan).




zondag 17 september 2023

Waardeloos

In mijn schuurtje hangt al honderd jaar een stevig touw aan een roestige spijker. Het is pakweg vijf meter lang en één centimeter dik. Ik heb werkelijk geen idee hoe ik eraan kom. Mogelijk is het achtergelaten door het verhuisbedrijf dat mij/ons lang geleden hier naartoe migreerde. Voor zover ik het me herinner, was het enige wat ik ooit met dat touw deed, het voorttrekken van de slee met mijn twee toen nog kleine jongetjes erop over sneeuw en ijs. Nestwarme winterpret.
     Het bijzondere aan touw is dat het geld waard is als het bij de bouwmarkt ligt. Maar zodra je het hebt aangeschaft en ingekort, wat je om wat voor reden dan ook altijd doet met touw, verliest het zijn geldelijke waarde. Dat betekent weer niet dat het meteen waardeloos is. Met mijn dikke touw kun je nog steeds met gemak een automobiel verslepen, een dressoir een verdieping omhoog takelen of een drenkeling dan wel alpinist redden. Wat ik probeer te zeggen is dat iets volkomen waardeloos is maar in praktische zin toch van grote waarde kan zijn. 
     Diametraal aan 'waardeloos' touw staan de diamanten schedel van Damien Hirst, de Zwarte Steen in de Kaäba te Mekka of het wandtapijt van Bayeux. Dit zijn juist weer voorbeelden van attributen waar je praktisch gezien geen moer aan hebt, maar toch onschatbaar waardevol zijn - en blijven. 
     Op dit punt aangekomen kan een snufje relativering geen kwaad. Want zelfs de meest waardevolle bezittingen, kunstschatten, relikwieën, obligaties of grondstoffen zijn binnen een nanoseconde compleet waardeloos zodra astronomen ontdekken dat een komeet op ramkoers met de aarde ligt waardoor ons leven in een hel zal veranderen. In dat geval kan een stevig stuk touw juist weer bijzonder waardevol zijn. Bijvoorbeeld om het lijden te verkorten.


zondag 10 september 2023

Als de sodemieter

Disclaimer:
Hieronder volgt een langere tekst dan je gewend bent. Naast lang(dradig) is dit blogje ook nog eens weinig actueel, daarentegen misschien wel belerend. Dus geen zin, interesse, tijd of rust in je kont, lees het (nu) niet.


Ben je er nog? Oké, gaat-ie. 
----------------

Iedereen is gelijkwaardig, maar de ene mens bracht ons toch onmiskenbaar verder dan de andere. Copernicus liet zien dat de aarde geenzins het middelpunt van het heelal vormt. Einstein bewees dat tijd relatief is. Charles Darwin ontkrachtte het sprookje van de schepping. En Ferdinand Magellaan bewees met zijn zeereis rond de wereld dat onze planeet geen vliegende stroopwafel is. Deze mannen (ja sorry, het waren nu eenmaal mannen) hebben met hun inzichten ons denken voorgoed veranderd, ons meer licht en gereedschap geschonken, zeg maar. Dat rijtje namen is vanzelfsprekend veel langer, denk bijvoorbeeld aan de grote wijsgeer Johan Cruyff die betuigde dat elk voordeel een nadeel heeft. Dus vul gerust verder aan. 
     Ook ik wil hier graag iemand aan toevoegen. Een persoon die niet zo heel bekend is; een man van eenvoudige komaf en zonder wetenschappelijke opleiding; in plaats van een geleerde een praktijkmens; een geïnteresseerde verkenner die verre, onbekende werelden introk en fysieke ontberingen leed. Iemand die tot belangrijke vondsten en briljante ideeën kwam en mede daardoor onze kijk op biologie en geografie voor altijd zou veranderen. Toch bleef hij heel bescheiden. Zijn naam: Alfred Russel Wallace.
     In druk en online is een boel te vinden over het leven van deze geboren Welshman, dus hierover uitweiden heeft weinig zin. Wat mij echter vooral boeit is de verhouding tussen Wallace en zijn vriend slash conculega, de eerder genoemde Charles Darwin. Beiden kwamen namelijk vrijwel tegelijkertijd – maar onafhankelijk van elkaar – tot de slotsom dat alles wat leeft, onderhevig is aan een natuurlijke selectie. Oftewel, zij beiden bedachten de evolutietheorie.
     Iets meer over hun verhouding.
     Wallace was afkomstig uit een eenvoudig landarbeidersmilieu maar had zich door zelfstudie en doorzettingsvermogen opgewerkt tot een die-hard natuurvorser die vaak aanmonsterde voor verre tochten. Tijdens een van die trips, door Zuidoost-Azië, moest hij zijn activiteiten tijdelijk onderbreken door een hevige aanval van gele koorts. In de tijd die hij nodig had om weer op krachten te komen zag hij ineens het (evolutie)licht. Snel zette hij zijn theorie op schrift. Maar wat moest hij er verder mee midden in de jungle? 
     Eerder, thuis in Engeland, was hij in contact gekomen met de oudere, reeds gearriveerde Charles Darwin. De laatste was bekend geworden door zijn reis met de Beagle waarin hij o.a. de Galapagoseilanden aandeed. Tijdens die trip was hem vooral de variatie aan vinken opgevallen die de geïsoleerde archipel bevolkten, wat hem aan het denken zette. Darwin publiceerde zijn bevindingen en maakte er naam mee. Overigens bleef die beroemde reis met de Beagle zijn enige echte avontuur. Darwin was veel meer een kamergeleerde die het liefst aardwormen bestudeerde in zijn privé-landgoed Down House nabij Londen. (Ja, Darwin was van huis uit erg upper class en vermogend.) Daarbij kwam nog dat Darwin vaak zwak, ziek en misselijk was en dus een afkeer had van verre studiereizen.
     Afijn, ondanks het grote verschil in milieu, welstand en fysieke conditie, was het tweetal dus op de een of andere manier bevriend geraakt. Naast vriendschap en genegenheid had Wallace ook nog eens diep respect voor Darwin met name vanwege diens theoretische kennis en indrukwekkende resultaten bij soortendeterminatie (de genoemde vinken en aardwormen). Vanwege deze hoge achting besloot Wallace, in 1858 vanuit zijn tijdelijke ziekenverblijf (een zelfgebouwd hutje op het Molukse eiland Ternate dat destijds onder Nederlands bestuur stond), zijn evolutie-idee naar Darwin te sturen. De titel van zijn essay: On the Tendency of Species to form Varieties. In een begeleidend schrijven vroeg hij aan Darwin in het verre Engeland hoe hij over zijn in de Indische jungle gefabriekte theorie dacht. Zijn vervolgvraag was of hij het stuk heel misschien waard vond voor te dragen in de Linnean Society te Londen, destijds dé club waar natuurwetenschappers elkaar ontmoetten.
     Alles ging per zeilschip en dus belandde Wallace's post pas maanden later op de deurmat van Down House. Bij lezing schrok Darwin zich het apelazerus en raakte vervolgens ernstig gedeprimeerd. Ook hij was namelijk al een tijdje in stilte overtuigd van de aanpassing door natuurlijke selectie. Hij had er dan ook al het nodige van op schrift staan, maar stroperig en fysiek zwak als hij was, had hij er nog niets concreets van gebakken. En dat terwijl de aan gele koorts lijdende Wallace dit - geheel vanuit eigen inzicht - in Verweggistan wél had gedaan. 
     De geschokte en gedeprimeerde Darwin legde snel zijn wanhoop neer bij bevriende wetenschappers en hooggeplaatste lords in het Londense. Die adviseerden hem om als de sodemieter zijn eigen notities te concretiseren en daarna zowel het hem toegestuurde essay van Wallace als zijn eigen paper tijdens eenzelfde bijeenkomst voor te dragen aan de Linnean Society. Darwin herpakte zich en volgde deze raad op. Hij ordende koortsachtig zijn (eigen) theorie, maakte er iets moois van en uiteindelijk werden zowel zijn essay als dat van Wallace gelijktijdig gepresenteerd aan een select wetenschappelijk clubje. 
     De lezing trok de nodige aandacht. Maar daar bleef het vooralsnog bij. Totdat maanden later de nu wakker geschudde Charles Darwin (Wallace bevond zich nog steeds ergens in een verre rimboe) zijn verder uitgewerkte theorie opnieuw publiceerde en wel in boekvorm met als titel On the Origin of Species. En nu ontplofte de bom pas echt. In Londen, in Engeland, overal in de wereld. De in het boek beschreven, revolutionaire theorie stond haaks op het scheppingsverhaal. Het sprookje genaamd De Ark van Noach was stante pede naar de ratsmodee. Heiligschennis! Ongehoord! En dus wilde iedereen het lezen... 
     De rest is geschiedenis en Charles Darwin werd dé man van de evolutietheorie. Het Darwinisme is inmiddels wereldwijd omarmd (soms misbruikt), hoewel een aanzienlijk aantal religieuzen tot vandaag blijft volharden in ontkenning. (Er zijn ook lieden die nog immer menen dat de aarde plat is.)
     Alfred Russel Wallace hoorde en zag dit alles van een verre afstand aan. Voor mij zit diens reusachtigheid er vooral in dat hij nooit enige wrok of jaloezie koesterde richting Charles Darwin. Altijd, ook na zijn verdere trektochten over de witte vlekken op de wereldbol, bleef Wallace zelfs zeer goed met hem bevriend, correspondeerde met hem, bracht 'm op de hoogte van zijn nieuwe ontdekkingen en avonturen en behield hij achting voor ‘de grote Darwin’. Ja, hij gunde hem het succes van On the Origin of Species en de daarmee samengaande wereldfaam en welstand.
     Ofschoon veel meer in de schaduw, verkreeg Wallace in de loop der tijd natuurlijk ook de nodige honneurs. Door hem ontdekte soorten (zoogdieren, vogels, insecten, planten) dragen zijn naam, omgevormd tot Latijn. Ook werd hij gezien als de vader van de biogeografie, een kruising van wetenschappen. Een groot en eilandrijk zeegebied werd naar hem vernoemd, Wallacea. En natuurlijk is daar nog die ene beroemde scheidslijn. 
     De natuurvorser was tijdens zijn vele reizen tot de conclusie gekomen dat er een bepaalde grens moest zijn waar Azië ophoudt en Australië begint, nu kortweg de Wallacelijn genoemd. Die grens bestaat uit een diepe geul in de zeebodem. De meest zichtbare plek is de nauwte tussen de huidige Indonesische eilanden Bali en Lombok. De zeestraat tussen die twee is dan ook veel dieper en woeliger dan elders in de Maleisische archipel. Ten westen en ten oosten van die geul bevonden zich volgens hem grofweg twee verschillende continenten met een dito fauna en flora: zoogdier versus buideldier, priksnavel versus papagaaienbek, teak versus eucalyptus. Dit soort kennis (weliswaar behoorlijk bijgesteld door latere wetenschappers en betere onderzoekstechnieken) én de helft van de evolutietheorie danken we aan ene Alfred Russel Wallace, de bescheiden self-made man.
     Direct na diens overlijden, in 1913, stelde men voor hem, als medebedenker van de theorie die onze kijk op het leven drastisch zou veranderen, bij te zetten naast de ruim dertig jaar eerder overleden Charles Darwin in de Westminster Abbey, en daarmee ook tussen andere grote Engelsen als een Isaac Newton. Maar Wallace had al eerder zijn voorkeur uitgesproken voor een individueler, nederiger oord. Veelzeggend. Zijn laatste rustplaats bevindt zich nabij Poole in Zuid-Engeland. 
     Dank voor het geheel uitlezen van dit lange blogje. En voor de aandacht aan Alfred Russel Wallace, zó'n kerel (duimpje).

Alfred Russel Wallace (1823-1913)
Foto genomen in 1895.
Heb je een kleine minuut, ben je geïnteresseerd in de Wallacelijn en spreek je een mondje Duits? Klik dan HIER.

Bronnen:
- Het Maleisische Eilandenrijk, Alfred Russel Wallace
- Nemo Kennislink
- Wikipedia
- Alfred Russel Wallace deserves better, David Lloyd


zondag 3 september 2023

Nintendo

Bij Intertoys sta ik te dubben over een speeltje voor een van mijn kleinzoons. De winkelketen bevindt zich op de rand van omvallen, las ik ergens. Voor mij zorgelijker is dat ik er nu niks leuks kan vinden. Heb ik de speelsheid voorgoed achter me gelaten? 
     Zolang ik het me kan herinneren was ik idolaat van speelgoed. De vormen, kleuren, geluiden. Vooral miniaturen van de werkelijkheid zorgden voor opwinding en geluk. De Volkswagen Kever in je knuist moest precies op de buiten geparkeerde Volkswagen Kever van de buurman lijken. Met Lego had ik daarom weinig, vond ik te blokkerig. 
     Tactiliteit speelde bij dit alles ook een voorname rol. Tijdens geboorte- of feestdagen rukten bibbervingers het feestpapier aan flarden en bevoelden daarna het oppervlak van autootjes, treintjes of vliegtuigjes. Sensueel bijna. Het nieuwe kleinood werd in de lucht gehouden, gedraaid, bewogen en voorzien van (stem)geluid. Een terzijde: dit gedrag deed zich voor tot diep in de AOW.
     Voor mij minstens zo belangrijk, was het aroma van nieuw speelgoed. Vergelijk het met het luchtje binnenin een showroomauto. Naar mijn overtuiging roken de speeltjes uit mijn jeugd lekkerder dan die van nu. Het moest welhaast te maken hebben met ‘ouderwetse’ materialen als blik, ijzer, bakeliet, tin en zink. Andere geurfactoren waren de verf-, olie- en lijmsoorten van vroeger. Die waren wellicht zelfs toxisch, maar daar maalde toen niemand om. Jeugdige snuivers als ik waren dol op het metalige odeur van ‘ongezonde’ lak, naaimachine-olie en kit. Dat was, in mijn verbeelding, zelfs zo sterk dat een hele speelgoedwinkel erdoor tot leven kwam. Noem het magie.
     En kijk, precies dát mis ik nu bij Intertoys, waar het ruikt naar de Nintendo-software voor Super Mario, Pokémon en The Legend of Zelda – naar niets dus. Daarom is er, mocht de grote speelgoedketen straks verdwijnen, geen centje pijn voor deze fossiele zeurkous. Helaas wel voor zijn kleinzoons, en daarmee toch ook weer voor hem.