Er stonden twee kordate, amper volwassen hoveniers voor de deur. Ze kwamen mijn beukenboom snoeien. Eerlijk gezegd weet ik niet of je deze jongelui serieuze hoveniers kunt noemen, laat staan boomdeskundigen. Het leken me eerder knapen met bravoure en lef die, nadat ze een of andere cursus hadden gevolgd, hier goed hun brood mee verdienden. Ze werkten in ieder geval snoeihard en razendsnel. De ene klom aapachtig door het labyrint van takken terwijl hij zijn motorzaag liet janken, de ander duwde het gesneuvelde hout door een lawaaierige shredder die op het voetpad achter de tuin stond opgesteld.
Ik had ze ingehuurd omdat de boom, zeker in blad, te massief voor mijn tuintje was geworden. Hij overkoepelde bovendien deels het erf van de buren, die er overigens nooit over klaagden. Bovendien stond hij zowat op de grens tussen mijn grond en die van de gemeente, waardoor hij als een paraplu over het trottoir hing, zelfs over het fietspad. Dat kon zo niet langer, vond het burgermannetje in mij.
Ik weet dat boomsnoeien een hele kunst is. Bij deze beuk is het jaren geleden al eens gebeurd, maar zo onkundig dat-ie er tamelijk misvormd uitkwam. Ik hoopte er daarom maar het beste van toen de jeugdige hoveniers met teksten strooiden als ‘super', 'toppie' en ‘gaat helemaal goed komen’.
Het eindresultaat was in mijn ogen twijfelachtig. Toen ik de mannen vroeg waarom ze de bovenkant – de kruin – niet hadden gesnoeid, was hun verklaring ‘dat het er dan niet uit zag’ en bovendien dat ‘het toppen alleen in het najaar mocht’. Als leek moest ik het maar van ze aannemen en beloonde ze volgens afspraak handje contantje (we hadden zwart afgesproken). Ter uwer informatie: vooraf ontving ik voor deze klus offertes variërend van 500 tot 1500 euro, exclusief btw.
Een dag later, tijdens het schrijven van dit stukje, kijk ik vanuit mijn tuinstoel op naar de boom in afgeslankte vorm. Ik vraag me zweverig af of hij gisteren pijn had geleden tijdens de operatie. Ongewild ga ik daarna met zachtheid 45 jaren terug in de tijd, toen ik hem eigenhandig plantte, een jong en spichtig beukje. Vervolgens zakken mijn ogen naar het stukje rulle aarde rechts van de boom. Op die plek verstrooide ik eens de as van onze eerste poes, Tijger (1974-1994), die bijna twintig werd. Het beestje heeft bij leven en welzijn jarenlang liggen dommelen in de schaduw van de wakende, maar gestaag groeiende beuk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten