Een kind dat om een ijsje blèrt en een ouder die meer met zijn digitale speeltje bezig is dan met zijn kind, is niks bijzonders. Daarom leg ik het moede hoofd te rusten en sluit de luiken. Maar nu vang ik juist meer omgevingsgeluiden op. Zo hoor ik het jongetje even later in huilen uitbarsten. Hij krijgt namelijk geen ijsje, althans niet nu. Ik hoor paps zeggen: ‘Ik zeg jou dat je straks een ijsje krijgt. Straks dus, als we naar huis gaan. Ja?! Ga nu eerst maar spelen.’ De boodschap valt in slechte aarde, het kind begint een octaaf hoger te blèren.
‘Oké, oké, dan gaan we nú een ijsje kopen,’ zegt de rastaman afgemeten, ‘maar dan komen we niet meer terug en gaan we direct door naar huis.’
Best een meesterzet, denk ik en richt nieuwsgierig mijn hoofd op. Ik zie het kroeskopje voor zijn vader staan; het denkt na terwijl-ie met zijn teentjes figuren in het zand tekent. Pruilend hoor ik hem dan zeggen dat hij nog niet naar huis wil ‘want ik vind het hier zo leuk’. En kijk, jawel, ineens zet het joch het spreekwoordelijke knopje om en rent-ie met een rotvaart, mijn badlaken schampend, weer uitgelaten richting waterlijn. En zijn vader kijkt weer op zijn smartphone.
Inderdaad, best een meesterzet.