zondag 25 juni 2023

Vredessymbool

In de pui van de apotheek bevindt zich een afhaalautomaat zodat je niet per se naar binnen hoeft om met een getrokken nummertje tussen andere kneuzen plaats te nemen. Van deze optie maak ik dan ook graag gebruik. 
     Op het schermpje tikte ik mijn persoonlijke code in, wachtte een paar seconden, hoorde klink-klank-klonk en ziedaar: de voorgeschreven stemmingsverbeteraars lagen (achter een klepje) voor het grijpen. Maar tijdens deze gedachteloze handeling ontdekte ik, pal voor mijn voeten, een duif die zich tegen de onderzijde van de afhaalautomaat drukte. Zich kleinmakend keek de vogel met zijn rood omrande kijkertjes opwaarts, recht in mijn verbouwereerdheid. Vluchten deed hij niet, wel ondernam hij een paar trippelpasjes naar links en naar rechts, wat angst en onzekerheid verraadde. Het was een mooi diertje, zwart met een witte bef, een post- of sierduif. Duidelijk was dat hij niet in deze scène thuishoorde, de weg kwijt was, ontheemd zo zonder hok, til of soortgenoten. En dat op een troosteloze locatie waar vreemd rechtopstaande wezens op lange stelten met bijna net zo lange grijppoten medicatie uit een muur scoren. Pillen of poeders die hun kwalen moeten genezen, pijnen of gekten verdrijven. Wat mot je hier als duif?
     De blik op de weerloze vogel die op deze treurplek beschutting dacht te vinden, overspoelde mij met erbarmen. De hardheid van Het Bestaan projecteerde zich op dit tere, gevederde vredessymbool. Het greep me dusdanig aan dat ik overwoog als een uitgehongerde neanderthaler in één woeste beweging al mijn zojuist gescoorde pillen in mijn mondholte te stouwen en knarsend weg te schransen ten einde van al het aardse gelazer af te zijn. (Dit schrijfsel bewijst dat ik daarvan afzag.) 
     Voor de laatste keer wierp ik een blik op de ontheemde duif aan de voet van de afhaalautomaat. Daarna fietste ik met gebogen hoofd huiswaarts, vurig hopend op een happy end voor het diertje en vrede voor ons allemaal. 



zondag 18 juni 2023

Ballen

Bij de naam Wilson moet ik altijd denken aan de film Cast Away waarin Tom Hanks de hoofdrol vertolkt. Na het neerstorten van zijn FedEx transportvliegtuig spoelt Hanks, als enig overlevende, aan op een onbewoond tropisch eiland waar hij lange tijd volkomen geïsoleerd zal vastzitten. Even later spoelen nog wat goederen aan uit het gecrashte vliegtuig waaronder een leren bal van Wilson, een gerenommeerd Amerikaans sportartikelenmerk. Getroebleerd door immense eenzaamheid, krijgt Hanks steeds meer gevoel voor die aangespoelde bal, sluit hij er diepe vriendschap mee, spreekt 'm aan met ‘Mister Wilson’ en stort zijn hart uit tegenover hem.
     Hieraan moet ik denken als ik vanaf het strand kijk naar een jong stel dat elkaar, kuitdiep in de golfjes van het Markermeer, een bal toewerpt. Het is een rugbybal van, jawel, het merk Wilson. De jongeman is zo te zien een echte sportgozer. Zijn vriendin lijkt minder sportief, moet het meer van haar verschijning hebben. Een echte babe, zeker in haar citroengele veterbikini. Hij instrueert haar bij herhaling hoe ze het beste zo'n rugbybal kan werpen, wat inderdaad geen makkie is vanwege de puntige eivorm. Zijn voorbeeldige worp doet de bal steeds strak door het zwerk suizen. Maar bij haar gooi fladdert diezelfde bal als een torenkraai met vogelgriep. Wat voor aanwijzingen hij ook geeft, hoe hij ook probeert te schaven aan haar houding of handgreep, het lukt zijn vriendin maar niet om met die rugbybal tot een strakke worp te komen. Balen dus. Ik zie dan ook aan alles dat zij het beu begint te worden, dat ze naar haar strandlaken verlangt, zich erop neer wil vlijen, behaaglijk uitstrekken in de zon, in laten smeren met factor 50 - haar velletje is licht - om ten slotte met rust gelaten te worden. Misschien verlangt ze voor heel eventjes naar een onbewoond tropisch eiland, zónder bal.

Scene uit de film Cast Away.


zondag 11 juni 2023

Vrijwilligers

Heimelijk ben ik op zoek naar iemand die dagelijks een potje voor me kookt. Dat hoeft niet ingewikkeld, hoor. Gewone Hollandse pot is prima, nu en dan afgewisseld met de Aziatische of andere wereldkeuken. Ik ben geen fijnproever dus het is al gauw goed. Eén uitzondering: vlees is passé in een ontwikkelde, diervriendelijk samenleving, zeker als er smakelijke alternatieven zijn. Wat ik verder van de kok of kokkin verlang, is dat hij of zij zijn/haar waffel houdt en geruisloos te werk gaat. Dus komen, koken, opdienen en aftaaien. Indien men daar plezier in heeft, mag het vertrek schrijdend achterwaarts gebeuren, al dan niet licht buigend zoals aan oude hoven - het leven is deels spel. De afwas hoeft weer niet, daar zorg ik zelf voor. Het is bij mij dan ook niet zo zeer luiheid, maar meer het verlangen naar afwisselende, geruisloze interactie die ook nog 'ns resultaat oplevert.
     Min of meer desgelijks ben ik op zoek naar liefhebbers die op gezette tijden mijn gazonnetje maaien, de badkamer en het toilet reinigen, computerprobleempjes oplossen, beetje schilderwerk verrichten, of mensen die bereid zijn als chauffeur, schaakpartner of bijslaap te fungeren. Voor alle vrijwilligers geldt: aanwezig zijn, vriendelijkheid uitstralen en zwijgen.
     Schreef ik liefhebbers en vrijwilligers? Klopt, men krijgt er geen vergoeding voor. Diegenen die zich geroepen voelen, doen dit omdat ze dit soort klusjes best bevredigend vinden, gecombineerd met het verlangen kortstondig en grotendeels zwijgend in mijn private leefsferen door te brengen.
     Eventuele belangstellenden kunnen hieronder reageren. Mijn erkentelijkheid zal groot zijn.

zondag 4 juni 2023

Hatsjikidopolos

De afgelopen dagen verbleef ik op een Grieks eiland. Zo’n molshoop uit zee is eigenlijk een soort Helleens Madurodam: alle schoonheid verzameld op een klein oppervlak. De eilanden - pakweg zesduizend stuks, de meeste onbewoond - in de turkooizen, zonovergoten wateren van de Ionische of Egeïsche Zee zijn voor mij daarom magnetisch. Velen zijn het fel oneens met me, maar ik vind elke vierkante meter van de Griekse archipel mooier dan alle 41.543 miljoen vierkante meters die heel Nederland vormen. Toegegeven, wij kaaskoppen kennen wereldberoemde kunstschilders die ons landschap flatteus en sfeervol hebben weergegeven. Maar als diezelfde kunstenaars op sprookjesachtige eilanden als Hatsjikidopolos, Lelyfalonia of Fantasticoros hadden geleefd dan hadden ze pure kitsch geproduceerd, ówaren ze compleet doorgedraaid. Het is er gewoon té mooi. Ieder gepleisterd muurtje is er té wit, elk geschilderd raamluik té in your face, en dat geldt ook voor ieder kerkkoepeltje, elke druif of olijf en ieder golfje zeewater: té blinkend, té helder, té zoet, té geurig, té veel schittering. 
     Zoals gezegd, het is er optisch te fraai om na te bootsen. De oude Grieken begrepen dat zelf dondersgoed. Daarom legden zij zich vooral toe op het schilderen van iconen, een orthodox-religieuze kunstvorm waarbij naturalisme en diepte nauwelijks van belang zijn. Anders dan de Hollandse meesters hadden ze aan de natuurlijke weergave totaal geen boodschap, want 's lands pracht kon je toch niet vangen. Sterker, in plaats van al dat aardse schoons te dupliceren, stelden wijsgerige Grieken er veel liever vragen over, turend naar hun flonkerende sterrenhemel en transparante wateren. Dit alles in de hoop op meer inzicht en wijsheid, iets wat we filosoferen zijn gaan noemen. En dat is dan ook precies wat ik er, starend vanaf menig rustbankje, de afgelopen dagen probeerde. Met matig succes overigens.