zondag 27 oktober 2024

Net als in de film

Het joch keek graag naar al dan niet bewegende plaatjes, het liefst in kleur. Opgewonden was-ie als hij hoorde dat hij met 'de groten' mee mocht naar de cinema. Later ging hij met zijn vrienden of, spannénd, met een meisje. Weer later met zijn vrouw, met of zonder de kinderen. En nog weer later met zijn vriendin. Of alleen.
     Vrijwel allesvreter was-ie. Uitzondering vormde fantasy, het moest wél aards zijn. Maar verder: van blockbusters tot arthouse. van animatie tot 007, van simpel- tot gelaagdheid. Spanning en sensatie, historisch drama, romantiek, humor, wraak, erotiek, slagveldspektakel. Donker en licht dus, net als, nou ja, het leven zelve.
     En altijd maar die aandacht voor detail. Mimiek en bewegingen, verteltempo, cameraposities, muziek, belichting, dialogen die pakkend of juist bedroevend waren. Hij vond er altijd wat van, had kritische ogen.
     En dan het bioscoopbezoek zelf. Het loket, de stoffering, het wachten op de verduistering, de laatkomers, de zaalreacties, de basdreunen die zijn weke delen beroerden, de plaspauze. En tot slot altijd weer het benevelde gevoel bij het verlaten van de zaal als de film nog nadieselde.
     Hij gaat nog zelden naar de bioscoop. Vindt het een gedoe. Vindt het fijner thuis waar beelden op afroep zijn: stromend, maar dan in het Engels. Aan zijn laptop of tv heeft hij meer dan voldoende. Oké, intensiteit en geluid zijn minder. Maar zijn zitpositie is comfortabeler en er zijn geen anderen om rekening mee te houden. Nog meer comfort biedt de pauzeknop, voor als hij er genoeg van heeft of even tussenuit moet.
     Ook zijn filmkeuze is anders, nu hij bejaard is. Hij wil eigenlijk alleen nog maar zonlicht zien. En kleur. Roadmovies bijvoorbeeld. In een ivoorwitte, vintage Ford Mustang over Route 66. Of op een poederblauwe Vespa door Puglia. Warme landschappen vol coloriet. Spanning en intrige zijn prima, maar dan graag wel met een mooi einde. Vooral naar dat laatste verlangt hij.

zondag 20 oktober 2024

Tante Miep

Gezelligheid is een typisch Nederlands fenomeen, hoor je soms. Het heeft van doen met de combinatie omgeving-sfeer-volk. Engelsen en Duitsers kennen weliswaar ook zoiets, hebben het respectievelijk over cosy en gemütlich, toch dekt dat de lading niet geheel. Misschien komt het Deense hygge wel het meest in de buurt. Denen staan zich, net als wij, heel vaak voor op deze nationale dan wel regionale eigenschap; denk bij dat laatste vooral aan Brabanders.  
     Toch zijn er genoeg landgenoten die een tikkie neerkijken op de vermaarde Nederlandse gezelligheid. Dat zijn dan vooral luitjes die zich graag ‘wereldburger’ noemen. Deze kosmopolieten bezoeken liever een cocktailparty in Manhattan – het tegendeel van gezelligheid – dan dat ze kneuterig op de thee gaan bij hun knuslieve tante Miep in Swifterbant.
     Smaken verschillen, een platitude. Soms kom je bij mensen over de vloer die van zichzelf vinden dat ze het heel gezellig hebben ingericht, terwijl jij je afvraagt hoe je zo snel mogelijk hun treurnis achter je kunt laten. Dan weer ben je bij iemand die niet om zijn of haar huiselijke omgeving maalt, maar van zichzelf zo warm en onderhoudend is dat je je er heel behaaglijk voelt en de tijd ongemerkt voorbij vliegt.
     Bij mij thuis is het net weer even anders. Het is er ietwat muffig, een beetje onderkoeld of ronduit ongezellig, maar dat verandert spoorslags als ik mijn pand betreed. De enige conclusie die ik hieraan kan verbinden is dan ook dat ik het reusachtig met mezelf heb getroffen.