zondag 29 juni 2025

Big brother

Evolutie is als stromend water dat je meevoert, of je wilt of niet – tegenspartelen lukt maar even. Daarom maakt deze superpositieve voortgangsdenker (of blinde volgeling) steeds vaker gebruik van AI. In een melige bui vroeg ik vandaag letterlijk aan de robot wie ik ben. Nu is mijn digitale voetafdruk niet heel groot, toch wist de bot op een overzichtelijke manier een aantal van mijn wapenfeiten aan elkaar te breien. Jofel, maar ook verdraaid praktisch. Zo vroeg ik hem even later welke hedendaagse inbouwkoelkast voldeed aan de incourante maat van mijn verouderde keuken. AI kwam prompt met fabrieksmerken, types, codenummers, winkels, ja zelfs met op dit ogenblik geldende aanbiedingen. Uiteraard is deze slimmigheid slechts het topje van de ijsberg. Nu of morgen weet AI ook alles over mijn consumentengedrag, kwalen, verstandelijk vermogen, financiën, reisbewegingen, burgerlijke status, relaties en contacten, politieke voor- en afkeer, interesses, verlangens, krachten, kwetsbaarheden, ja zelfs over mijn toekomst. Kortom: 'hij' somt binnen een seconde meer op dan ik over mezelf weet. En dat kan bij iedereen! Dat zal confronterend zijn, maar wellicht ook handig. Voordat je tot een date overgaat, kun je straks vlugjes checken hoe het zit met iemands IQ of kredietwaardigheid. Bezit jouw kandidaat misschien een strafblad; zitten spataderen, vetzucht en vroege alzheimer in zijn of haar bloedlijn? 
     Soms is het best een veilig gevoel als Big Brother over je schouder meekijkt, je behoedt voor misstappen, denk aan een strandwacht. Maar onder bepaalde omstandigheden – in repressieve of paranoïde samenlevingen – kan zo’n grote broer een terroriserend, zelfs levensbedreigend gezinslid zijn. Is dat te voorkomen? Kan een mens nu nog echt afgeschermd leven, vrij van nieuwsgierige of zelfs dwingende ogen? 
     Ja, zeg ik. Maar dan moet je wél een bestaan ambiëren als geitenhoeder in Cantabrië of de Hoge Karpaten. Zo niet, stap aan boord en zie maar waar jouw scheepje strandt. Dat laatste doet vrijwel iedereen. Waarom? Zie de openingszin. 




donderdag 19 juni 2025

Snoeihard

Er stonden twee kordate, amper volwassen hoveniers voor de deur. Ze kwamen mijn beukenboom snoeien. Eerlijk gezegd weet ik niet of je deze jongelui serieuze hoveniers kunt noemen, laat staan boomdeskundigen. Het leken me eerder knapen met bravoure en lef die, nadat ze een of andere cursus hadden gevolgd, hier goed hun brood mee verdienden. Ze werkten in ieder geval snoeihard en razendsnel. De ene klom aapachtig door het labyrint van takken terwijl hij zijn motorzaag liet janken, de ander duwde het gesneuvelde hout door een lawaaierige shredder die op het voetpad achter de tuin stond opgesteld.
     Ik had ze ingehuurd omdat de boom, zeker in blad, te massief voor mijn tuintje was geworden. Hij overkoepelde bovendien deels het erf van de buren, die er overigens nooit over klaagden. Bovendien stond hij zowat op de grens tussen mijn grond en die van de gemeente, waardoor hij als een paraplu over het trottoir hing, zelfs over het fietspad. Dat kon zo niet langer, vond het burgermannetje in mij.
     Ik weet dat boomsnoeien een hele kunst is. Bij deze beuk is het jaren geleden al eens gebeurd, maar zo onkundig dat-ie er tamelijk misvormd uitkwam. Ik hoopte er daarom maar het beste van toen de jeugdige hoveniers met teksten strooiden als ‘super', 'toppie' en ‘gaat helemaal goed komen’.
     Het eindresultaat was in mijn ogen twijfelachtig. Toen ik de mannen vroeg waarom ze de bovenkant – de kruin – niet hadden gesnoeid, was hun verklaring ‘dat het er dan niet uit zag’ en bovendien dat ‘het toppen alleen in het najaar mocht’. Als leek moest ik het maar van ze aannemen en beloonde ze volgens afspraak handje contantje (we hadden zwart afgesproken). Ter uwer informatie: vooraf ontving ik voor deze klus offertes variërend van 500 tot 1500 euro, exclusief btw.
     Een dag later, tijdens het schrijven van dit stukje, kijk ik vanuit mijn tuinstoel op naar de boom in afgeslankte vorm. Ik vraag me zweverig af of hij gisteren pijn had geleden tijdens de operatie. Ongewild ga ik daarna met zachtheid 45 jaren terug in de tijd, toen ik hem eigenhandig plantte, een jong en spichtig beukje. Vervolgens zakken mijn ogen naar het stukje rulle aarde rechts van de boom. Op die plek verstrooide ik eens de as van onze eerste poes, Tijger (1974-1994), die bijna twintig werd. Het beestje heeft bij leven en welzijn jarenlang liggen dommelen in de schaduw van de wakende, maar gestaag groeiende beuk.
     Uiteindelijk overleeft deze boom ons allemaal, tenminste als de motorzagen zwijgen. 

De beukenboom na de snoeibeurt
De beukenboom voor het snoeien


zondag 8 juni 2025

skûtsjesilen

In een zeldzaam spontane bui zei ik ja tegen een verjaardagsfeestje. Ik mag de jarige graag, een geboren en getogen Friese millennial. Daarbij komt dat Friesland slechts op dertig ontspannen autominuten van mijn thuishonk ligt, althans als op de A6 de Ketelbrug niet openstaat.
     Het werd een gezellig tuinfeest in Lemmer, vooral bevolkt door dertigers met namen als Yde, Sieger, Douwe, Bauke of Tjitte, en die allemaal iets in de muziek doen. Mooi ook om een vleug van de levens, plannen en ambities van generatie Y mee te krijgen. Als luisterende nestor van het gezelschap was ik eveneens gecharmeerd van hun tweetaligheid. Middenin een zin vloog men van zangerig Fries naar statig ABN en weer terug. Ik was instant verliefd op Friesland. Wegdromend zag ik mezelf al mijn laatste levensjaren slijten in zo'n middeleeuws, sfeervol stadje, ergens langs de IJsselmeer- of Waddenkust. Ik hoorde kieviten ki-wiet roepen, robuuste paarden briesen, zwartbonte koeien sappig gras afritsen en het grootzeil van een skûtsje klapperen in de wind. En dan die taal, die zingende taal.
     Ik heb een euthanasieverklaring opgesteld voor als ik – door gemankeerd lijf of verstoorde geest – me niet meer kan uiten en/of mezelf niet meer schoon kan houden. Maar als die wens niet wordt ingewilligd, waardoor tóch iemand mijn dagelijks bevuilde onderlijf moet reinigen, laat dat dan ergens in een verstild, waterrijk, grasgroen deel van Friesland zijn. En laat dat soppen van mijn schootje en bips dan alsjeblieft begeleid gaan door bemoedigende, zangerige Fryske woorden of zinnetjes. Een groter compliment kan ik de provincie niet geven. Of de hardwerkende, maar matig betaalde zorgverleners aldaar blij zijn met mijn specifieke wens is een ander verhaal.



zondag 1 juni 2025

Meisjesmond

Rond half negen 's ochtends leverde ik de auto af voor een onderhoudsbeurt. De garage zou bellen als-ie klaar was. Ook bij onverwachte kosten vanwege technische malheur zou men telefonisch contact opnemen. Als service kreeg ik een leenfiets mee met een iets te hoog zadel en ouderwetse terugtraprem.
     Onwennig op dat vehikel naar huis trappend belandde ik middenin een grote groep fietsende brugklassers onder begeleiding van enkele onderwijskrachten. Een schoolexcursie of zo. De kids waren uitgelaten, produceerden veel decibellen. Op een zeker moment moest de roezemoezerige meute stoppen bij een verkeerslicht; ik zo ongeveer in het midden, in wielerjargon de buik van het peloton genoemd.
     Wachtend in de drukte rinkelde ineens mijn mobiel. Lichte paniek, want ik word eigenlijk nooit gebeld, dus het moést het garagebedrijf zijn. Onhandig grabbelde ik naar mijn diep weggestopte Samsung, drukte op groen, hoorde een mannenstem. De boodschap kon ik helaas niet verstaan vanwege het voorbij razende verkeer én het opgewonden gekwebbel van de jongens en meiden om me heen. ‘Een ogenblik, ik hoor u niet,’ schreeuwde ik tegen mijn schermpje. Ik probeerde daarop van mijn fiets te stappen om te voet een stillere plek op te zoeken. Maar dat ging fout door een combinatie van factoren. Met de ene hand bleef ik de telefoon vasthouden wat voor stuurinstabiliteit zorgde. Vanwege het hoge zadel slingerde bij het afstappen mijn zwaaibeen te ver door waardoor het zwaartepunt buiten het krachtveld van mijn standbeen kwam. En ja hoor, wat volgde leek op een uit het lood staande stapel cornflakesdozen die gestaag tegen de vlakte ging.
     Op slag was het muisstil. Ik, de fiets en mijn mobieltje lagen verspreid op het asfalt. Moeizaam krabbelde ik op, leunde een paar tellen met de handen op mijn knieën en wist me uiteindelijk met een diepe zucht op te richten. Toen ik om me heen keek bleek de hele schoolklas afgestapt; de brugpiepers stonden in een cirkel met geschrokken kijkers om me heen. ‘Gaat het meneer?’ hoorde ik uit een meisjesmond. Ik zei dat het ging, bedankte de kids voor hun bezorgdheid.
     Het licht sprong op groen en de schoolklas verdween kwetterend uit beeld. Met gedeukt ego raapte ik mezelf, de leenfiets en het mobieltje bijeen. ‘Ja, daar ben ik weer,’ zei ik tegen mijn schermpje. Het bleek inderdaad iemand van het garagebedrijf. 
     ‘Wat gebeurde er?’ klonk een verontruste mannenstem die alles auditief moest hebben meegekregen. ‘Ik hoorde ehh... gekke geluiden..., een ongeluk? Bent u oké?’ Ik legde hem uit wat mij zojuist was overkomen waarna de man zich uitte in bezorgdheid. Hij eindigde zich verontschuldigend met: ’En dat terwijl ik u eigenlijk alleen maar belde om te zeggen dat u uw auto al over een uurtje kunt ophalen.’ Vriendelijk bedankte ik de man.
    De Meeste Mensen Deugen is de titel van een bestseller. Deze ochtend zag ik dat bevestigd.