Johan Cruijff,
en met name de prater Johan Cruijff, heeft Nederland niet alleen veel gebracht,
hij heeft ons ook wat gekost: een wereldkampioenschap, mogelijk zelfs twee.
In 1974
bereikte Oranje de finale van het WK voetbal in Duitsland. Als outsider
begonnen, bleek het elftal, naarmate dat toernooi verliep, een geweldige
voetbalmachine, vooral onder leiding van een weergaloze Cruijff. Wie kon Oranje nog
stoppen? Zeker toen Cruijff al in de eerste minuut van de finale langs de Duitse
defensie slalomde, gevloerd werd, waarop een strafschop volgde. 1-0. Dat bleek
helaas het begin van het einde. Gesteund door deze geweldige opening trad
namelijk arrogantie op in de Nederlandse gelederen. En het was vooral onze aanvoerder,
aanvalsleider, strateeg en allesweter die daar de hand in had. Cruijff, die dat
hele toernooi als echte centrumspits fungeerde, liet zich namelijk terugvallen
naar het middenveld. Daar, in de navel van het elftal, wilde Cruijff zich laten
zien als de grote meester, de spil, de zon in het stelsel. Alles moest via hem verlopen; balletjes werden bij
hem ingeleverd; de commando’s kwamen van hem af; zijn wijsvinger priemde alle
kanten op; er trad superioriteitsgevoel op dat ook oversloeg op de andere Oranjespelers.
De stervoetballer begon meer en meer te praten (tegen teamgenoten,
tegenstanders, scheidsrechter) en beetje bij beetje begonnen de tot dan afgeblufte
Duitsers overeind te krabbelen. De rest kennen we. Die Mansschaft boog de
achterstand om in een voorsprong en Oranje raakte, voor het eerst dit toernooi,
van de leg. Was het Nederlandse elftal na die 1-0 voorsprong geconcentreerd
blijven voetjeballen en was Cruijff als centrumspits blijven opereren zonder zich te verliezen in gezeur en gezanik,
dan was Duitsland kansloos geweest. Denk ik. Weet ik.
In 1978 bereikten
we opnieuw de WK-finale. Nu met een veel minder sterk elftal. Maar met enig
geluk en hard werken, werden we toch bijna wereldkampioen. Denk daarbij aan het
schot op de paal van Rensenbrink, vlak voor het einde van de reguliere
speeltijd in de finale tegen Argentinië.
En waar was
Cruijff? Die zat thuis op de bank. Hij, inmiddels ook God en El Salvador van
Barcelona, had in de aanloop naar dat WK in 1978 zo veel conflicten gehad met
alles en iedereen, dat hij uit protest lekker thuisbleef. Was hij wel meegegaan
en had hij zich ingezet als
voetballer - dus niet als kletsmajoor - dan was de kans op het winnen van de finale
tegen de Argentijnen beslist groter geweest. Want ik wil niets afdoen aan de
hardwerkende Roda-speler Dick Nanninga, destijds onze centrumspits, maar Cruijff
was toch vele poepies beter. Maar, zoals gezegd,
de meester was wegens het vele gepraat en geruzie bokkig thuisgebleven.
Jammer,
jammer. Maar wat bleef was dat het genie uit Betondorp al onze harten stal. Als
voetballer, trainer, strateeg, filosoof, poëet, weldoener én als mens. Da's logisch. Maar was het nou dankzij
zijn betweterige geouwehoer, of ondanks?