zaterdag 26 maart 2016

Ouwehoer

Hij is dood. Verdriet. Johan Cruijff was niet alleen de geweldige speler die ons als voetballand serieus op de kaart zette, hij was vooral een fijn en naturel mens. Geen wonder dat hij wereldwijd zo geliefd was. In Nederland (en Barcelona) was hij voor zeer velen zelfs niets minder dan de Verlosser. Hij stond immers aan het hoofd van de kerk die voetbal heet. Hij was niet zozeer een god, hij was een uiterst beminnelijke god. Kom daar maar ‘ns om, tegenwoordig! Maar elk voordeel heb. Johan Cruijff kon namelijk ook goed ouwehoeren. Ont. Stel. Lend. Goed. Tegen iedereen. Dat deed hij weliswaar buitengewoon geloofwaardig en overtuigend, maar zijn geleuter pakte soms ook erg slecht uit. Daarom lijkt het mij passend, tussen de blijken van verering en verafgoding door, met een tegengeluid te komen. Dus pak er maar een stoel bij.

Johan Cruijff, en met name de prater Johan Cruijff, heeft Nederland niet alleen veel gebracht, hij heeft ons ook wat gekost: een wereldkampioenschap, mogelijk zelfs twee. 

In 1974 bereikte Oranje de finale van het WK voetbal in Duitsland. Als outsider begonnen, bleek het elftal, naarmate dat toernooi verliep, een geweldige voetbalmachine, vooral onder leiding van een weergaloze Cruijff. Wie kon Oranje nog stoppen? Zeker toen Cruijff al in de eerste minuut van de finale langs de Duitse defensie slalomde, gevloerd werd, waarop een strafschop volgde. 1-0. Dat bleek helaas het begin van het einde. Gesteund door deze geweldige opening trad namelijk arrogantie op in de Nederlandse gelederen. En het was vooral onze aanvoerder, aanvalsleider, strateeg en allesweter die daar de hand in had. Cruijff, die dat hele toernooi als echte centrumspits fungeerde, liet zich namelijk terugvallen naar het middenveld. Daar, in de navel van het elftal, wilde Cruijff zich laten zien als de grote meester, de spil, de zon in het stelsel. Alles moest via hem verlopen; balletjes werden bij hem ingeleverd; de commando’s kwamen van hem af; zijn wijsvinger priemde alle kanten op; er trad superioriteitsgevoel op dat ook oversloeg op de andere Oranjespelers. De stervoetballer begon meer en meer te praten (tegen teamgenoten, tegenstanders, scheidsrechter) en beetje bij beetje begonnen de tot dan afgeblufte Duitsers overeind te krabbelen. De rest kennen we. Die Mansschaft boog de achterstand om in een voorsprong en Oranje raakte, voor het eerst dit toernooi, van de leg. Was het Nederlandse elftal na die 1-0 voorsprong geconcentreerd blijven voetjeballen en was Cruijff als centrumspits blijven opereren zonder zich te verliezen in gezeur en gezanik, dan was Duitsland kansloos geweest. Denk ik. Weet ik.

In 1978 bereikten we opnieuw de WK-finale. Nu met een veel minder sterk elftal. Maar met enig geluk en hard werken, werden we toch bijna wereldkampioen. Denk daarbij aan het schot op de paal van Rensenbrink, vlak voor het einde van de reguliere speeltijd in de finale tegen Argentinië.
En waar was Cruijff? Die zat thuis op de bank. Hij, inmiddels ook God en El Salvador van Barcelona, had in de aanloop naar dat WK in 1978 zo veel conflicten gehad met alles en iedereen, dat hij uit protest lekker thuisbleef. Was hij wel meegegaan en had hij zich ingezet als voetballer - dus niet als kletsmajoor - dan was de kans op het winnen van de finale tegen de Argentijnen beslist groter geweest. Want ik wil niets afdoen aan de hardwerkende Roda-speler Dick Nanninga, destijds onze centrumspits, maar Cruijff was toch vele poepies beter. Maar, zoals gezegd, de meester was wegens het vele gepraat en geruzie bokkig thuisgebleven.

Jammer, jammer. Maar wat bleef was dat het genie uit Betondorp al onze harten stal. Als voetballer, trainer, strateeg, filosoof, poëet, weldoener én als mens. Da's logisch. Maar was het nou dankzij zijn betweterige geouwehoer, of ondanks?


dinsdag 22 maart 2016

Mount Everest

Hiervoor beschreef ik hoe de naam Amerika tot stand kwam. Eveneens interessant is de naamgeschiedenis van de hoogste berg ter wereld. Je zou namelijk denken dat Mount Everest is vernoemd naar iemand die de berg ooit heeft ontdekt of beklommen, of hem op zijn minst met eigen ogen heeft gezien. Niet dus.
De in 1790 in Wales geboren George Everest wilde militair worden en zo geschiedde. Nadat hij de militaire academie had doorlopen, werd hij in 1806 uitgezonden naar India waar hij als aankomend officier diende bij de cartografische dienst. Met uitzondering van een onderbreking - hij was kortstondig actief op Java, in die tijd ook Brits grondgebied - zou hij bijna 40 jaar in India verblijven.
George Everest bleek over veel meetkundig talent te beschikken. Zo raakte hij rap betrokken bij de allernieuwste vorm van driehoeksmeting waarmee men het enorme subcontinent in kaart zou brengen. Niet alleen de meetkunde ging hem goed af, ook was hij voortdurend bezig met het innoveren van apparatuur, zoals het theodoliet. Uiteindelijk klom hij op tot Surveyor General of India, de hoogste post aldaar in deze discipline. In die functie, en met behulp van de destijds modernste apparatuur, trachtten Everest en zijn team het subcontinent in kaart te brengen waaronder de zogenaamde Himalaya-boog. Toen zijn termijn erop zat keerde hij in 1843 terug naar Engeland, verkreeg de titel ‘Sir’, ging met pensioen en stierf vredig in 1866 in zijn bedje in London.
Maar lang voor het zover was, werd Everest in India opgevolgd door Andrew Waugh. Onder deze Waugh werd het enorme land, inclusief de Himalaya-regio, verder in kaart gebracht. En onder zijn leiding kwam men enige jaren later definitief tot de berekening dat ze de hoogste berg ter wereld hadden gevonden. Tot dan toe nam men aan dat de Kangcenjunga met 8586 meter de hoogste was. Maar de nieuw gevonden puist telde 8848 metertjes. Hoewel de plaatselijke bevolking reeds namen voor de berg gebruikte (Chomolungma, zeiden Tibetanen; Nepalezen spraken van Sagamartha), verkozen de Britten de nuchtere aanduiding Peak 15. Andrew Waugh vond naderhand een welluidende Engelse naam toch passender (The British Empire verkeerde toen op het toppunt van macht) en stelde voor de berg naar zijn voorganger Everest te noemen. Heel eervol natuurlijk, maar George Everest was er bepaald niet blij mee. Want in de tijd dat híj nog als hoofdonderzoeker fungeerde, gaf hij er de voorkeur aan alle nieuw ingemeten locaties inheemse namen te geven. Denk aan toppen als Annapurna of Nanga Parbat. Dat zou ook moeten gelden voor de allerhoogste, vond Sir George.
Ondanks zijn bezwaren werd peak 15 in 1865, vlak voor zijn dood, toch doodleuk officieel tot Mount Everest gedoopt. Bijzonder daarbij is dat de hele wereld de naam vanaf het prille begin verkeerd uitsprak. George Everest sprak zijn achternaam namelijk niet uit als Ever-rest, maar als Eve-rest. (Ief-rest, in het Nederlands.) Maar kennelijk had hij niets te zeggen over de berg. En zo kwam het dat Mount Everest is vernoemd naar iemand die deze berg nooit in levende lijve aanschouwde, die dat hele benoemings-idee maar niks vond en wiens naam ook nog eens door iedereen verkeerd wordt uitgesproken. Leuk wel.


woensdag 9 maart 2016

Amerika

Ik kan me ernstig vergissen, maar het lijkt me dat de meeste mensen goed gevonden willen worden. Men wil een goed kind zijn, een goede leerling, een goede ouder, goede werker, strijder, sporter, kunstenaar, wetenschapper, politicus of vorst. Misschien kun je wel stellen dat wij allen op een positieve manier naam willen maken, want dan laat je 'iets' achter. Dat lukt de een beter dan de ander. Beroemdheid is nu eenmaal schaars, want zonder die schaarste zou beroemdheid, ehh… nou ja, niet bestaan. Kortom, het maken van enige naam en faam is de meesten van ons helaas niet gegeven.
Zij die dit wel deden hebben ooit iets opvallends gedaan, denk aan Maarten Luther, Napoleon, Darwin, Nobel of Kennedy. Straten, pleinen, scholen, vliegvelden, titels, periodes, religies en theorieën zijn naar ze genoemd. Het aardige is echter - vind ik - dat er één iemand is die opmerkelijk weinig heeft uitgevoerd, maar dat hij linguïstisch gezien toch als geen ander naam heeft gemaakt. Maar liefst twee werelddelen plus het machtigste land ter wereld zijn naar hem vernoemd!
De in Florence geboren zakenman Amerigo Vespucci* verhuisde op een goede dag naar het Spaanse Sevilla waar hij een toko in scheepsbenodigdheden begon. Een van zijn klanten heette Christopher Columbus. Nadat enkele waaghalzen, zoals genoemde Columbus, de nieuwe wereld hadden aangedaan, vond Vespucci het ook eens tijd worden de overtocht te maken. Hijzelf beweerde uiteindelijk vier reizen te hebben gemaakt naar dat pas ontdekte continent, maar veel historici zijn van mening dat het er slechts twee waren en dat Vespucci die andere twee doodleuk verzonnen had om meer indruk te maken. Tijdens de twee reizen die Vespucci wel maakte, deed hij volgens dezelfde historici het huidige Guyana en Brazilië aan. Overigens vervulde Vespucci aan boord slechts de rol van passagier of die van lager officier.
Iets na 1500 verscheen echter op een raadselachtige manier een aantal brieven - mogelijk door hemzelf geschreven en verspreid - waarin stond geschreven dat Vespucci scheepskapitein was, en in die zin een heuse ontdekkingsreiziger. En niet de minste, want hij zou in die (zelf)verzonnen functie het vaste land van een nieuw continent hebben ontdekt. (Columbus had in 1492 immers slechts een paar eilanden in de Caraïben ontdekt waarvan hijzelf ook nog eens dacht dat het het vaste land van Azië/India was). Deze onwaarheid bevattende brieven belandden geheel toevallig bij Maarten Waldseemüller, een Duitse cartograaf die juist bezig was de wereldkaart te updaten. Mogelijk geïmponeerd door de brieven, veranderde de Duitser op zijn nieuwe kaart de op dat ogenblik geldende naam Nuovo Mundo (Nieuwe Wereld) in de voornaam van Vespucci. Hij koos daarbij eerst voor de Latijnse versie, Americus. Maar later veranderde hij dat in de vrouwelijk variant, America, omdat de toen bekende landmassa’s Europa, Africa en Asia ook vrouwelijk waren. Afijn, enkele tientallen jaren later, zeg pakweg halverwege de zestiende eeuw, begon naar aanleiding van Waldseemüllers hernieuwde wereldkaart, de naam America in zwang te raken en dat zou nooit meer veranderen. De enorme landmassa die uiteindelijk zou worden onderverdeeld in Noord- en Zuid-Amerika is dus vernoemd naar een Florentijnse charlatan, wiens onzin-brieven geheel toevallig terecht kwamen bij een Duitse cartograaf die ze vervolgens als waarheid interpreteerde. Maar oké, van de opschepperige Amerigo Vespucci kun je veel zeggen, hij heeft letterlijk wèl meer naam gemaakt dan Luther, Napoleon, Darwin, Nobel of Kennedy - zònder iets heel speciaals te hebben verricht. En ook Donald Trump kan er een puntje aan zuigen, want naar hem is slechts een wolkenkrabber genoemd. Hopelijk blijft het daarbij.

*Bronnen: Made in America, Winkler Prins, Wikipedia.

donderdag 3 maart 2016

Aleppo

Natuurlijk had ik hem al vaker op beeld gezien en ook erover gehoord, maar zoiets wil je uiteindelijk toch in het echt aanschouwen. Dus toog ik op een frisse dag naar Rotterdam om de Markthal te bewonderen. Hij viel niet tegen, ziet er fraai, ja zelfs spectaculair uit. De etenswaren – alles draait hier om lekker – liggen aantrekkelijk uitgestald en overal word je uitgenodigd aan te schuiven. Dat laatste wèl tegen een pittige prijs. Het is erg overdadig, kleurrijk en aantrekkelijk. En aangezien ik rammelde van de honger (‘Trek’ zeggen bejaarden, ‘honger had je in de oorlog.’) ging ik ietwat gejaagd op zoek naar…, ja naar wat eigenlijk? Er was immers zo veel dat de keuzestress toenam en uiteindelijk het zweet me uitbrak. Daarbij kwam dat het lunchtijd was en dat tout Rotjeknor op zoek leek naar een vrij plekje in deze vreetkathedraal. Drukte alom dus. Alles kwam daardoor op me af: de massa, de intimiderende overkapping, het gegons, de gerechten. Een clusterbombardement op de zintuigen was het; mijn kop werd Aleppo. De honger ging over in benauwdheid. In up-tempo zigzagde ik daarop de hal uit en de Subway in, die zich aan de andere zijde van het Blaakplein bevindt. Ik bestelde er een broodje (on)gezond, ging zitten bij het raam en keek al kauwend naar de Markthal aan de overkant. Zo, van een afstand, beviel-ie me nog het best.