Eergisteren reed de gemeentereiniging door de straat, daarna werden de geleegde kliko’s snel weer opgehaald door
hun bezitters, op één na. Kennelijk is
er iets misgegaan want deze ene rolcontainer ligt nu met geopende klep en op
zijn kant langs de straat, met een aantal kartonnen dozen er half uit. In die dozen hebben wijnflessen gezeten,
ik herken het merk, maar misschien moet ik chateau zeggen. Afijn, kennelijk zijn ze afkomstig van een grootverbruiker.
Of van iemand die iets te vieren had.
Ah kijk,
daar komt een man aan. Hij loopt naar de omgevallen container, die
blijkt van hem. Hij beziet geërgerd de rotzooi die half op
straat ligt, zíjn
rotzooi. Ik ken de man van gezicht, hij woont aan het eind van het hofje. Het valt mij voor het eerst op hoe somber en onverzorgd hij eruit ziet: lijkbleek, oogwallen, ongekamd vettig haar, sloffende tred. Wat weet ik van hem? We zeggen mekaar soms gedag, that’s it. O ja, ik weet dat hij vaak oefende op zijn saxofoon; als je dan langs zijn huis liep hoorde je wankele toonladders. Maar sinds geruime tijd is het er stil. En had hij niet een leuke vrouw en een lief klein
kindje? Ook die heb ik al een hele tijd niet meer gezien. Ineens rijst bij mij een berg triestheid op die verband houdt met de lege
wijndozen en 's mans tekenen van verval. Maar misschien had hij toch iets te vieren, wat ik dan maar hoop.
zondag 26 juli 2020
maandag 20 juli 2020
Kleurgevoel
Sinds
kort staat er een ander autootje voor mijn deur. De vorige, tien jaar
oud, had een muizige grijsgroene tint. De nieuwe, slechts twee jaar oud, is echter
felgroen, ergens tussen gif- en appel-. Zo’n kleur schreeuwt
natuurlijk om reacties. In het gunstigste geval hoorde ik: kek, vrolijk
of lekker racy. Maar
veel vaker was er verborgen kritiek. Bijvoorbeeld: ‘Veilige kleur
hoor, je valt ermee op.’ Dat laatste klopt, want zowat alle auto’s
hebben tegenwoordig
begrafenistinten. Maar ook hoorde ik het overbekende ‘mooi groen is
niet lelijk.’ Origineler vond ik: ‘Voor
zo’n klein autootje kan het best wel.’ Een seniore buurman verderop was zo
eerlijk te zeggen dat ‘t hem pijn aan de ogen deed terwijl zijn
vrouw er een schepje bovenop deed: ‘Joh, als-ie je maar overal
naartoe brengt.’
Wat ben ik blij dat er geen welstandscommissie voor autokleuren bestaat, zoals we die bijvoorbeeld wel kennen voor woningen, zoals onlangs bleek in Den Helder waar een vrouw haar appelgroene huis van de rechter diende over te schilderen. Toch heeft zo’n welstandscommissie ook nut. Ik moet namelijk aarzelend bekennen dat ik, hoewel ik me bijzonder senang voel bij alles wat groen is, er toch moeite mee zou hebben als mijn directe buurtjes hun gehele woning de felle kleur gaven van mijn autootje - dit vanwege een eventuele waardedaling van mijn eigen pand. Ik ben qua regels dus behoorlijk variabel. Je kunt ook zeggen dat mijn mening sterk gekleurd is, wat vaak voorkomt.
Wat ben ik blij dat er geen welstandscommissie voor autokleuren bestaat, zoals we die bijvoorbeeld wel kennen voor woningen, zoals onlangs bleek in Den Helder waar een vrouw haar appelgroene huis van de rechter diende over te schilderen. Toch heeft zo’n welstandscommissie ook nut. Ik moet namelijk aarzelend bekennen dat ik, hoewel ik me bijzonder senang voel bij alles wat groen is, er toch moeite mee zou hebben als mijn directe buurtjes hun gehele woning de felle kleur gaven van mijn autootje - dit vanwege een eventuele waardedaling van mijn eigen pand. Ik ben qua regels dus behoorlijk variabel. Je kunt ook zeggen dat mijn mening sterk gekleurd is, wat vaak voorkomt.
![]() |
De nieuwe(re). |
woensdag 15 juli 2020
Lives Matter
Staand
op een grasdijk zag ik hoe een stern loodrecht het IJsselmeer in
dook. Meteen daarna steeg hij op, nu met een blinkend visje in zijn
snavel. De stern, ook treffend visdiefje geheten, is een mooi
gestileerd zeevogeltje dat een zwaar leven leidt (met korte ei). Hij
reist jaarlijks vele duizenden kilometers daarbij honger,
vermoeidheid en gevaren trotserend. Zijn slachtoffer, dat visje,
heeft het natuurlijk ook niet makkelijk (gehad) in het wilde IJsselmeersop. Wat beide diertjes gemeen hebben is dat ze een zwaar
maar puur bestaan leiden of hebben geleid (weer met korte ei).
Bij mooi weer, als de tuindeuren openstaan, hoor ik ergens in mijn huizenrij vaak een kanarie zingen. Een prachtig gekweel, maar vrolijk word ik er niet van. Een zingende vogel – hét symbool van vrijheid – in een kooi lijdt ook een zwaar bestaan, maar nu met lange ij geschreven. Een vogel achter tralies is misdadig, iets wat ieder weldenkend mens anno nu zou moeten beseffen.
In het o zo gezellige Brabant zitten ook veel nertsen achter tralies. (Alsmede varkens, enzovoorts...) Ook zij hebben nooit vrijheid gekend. Na een monsterlijk leven te hebben geleden - dus niet geleid - worden ze uiteindelijk verwerkt tot luxe. Ach, konden kanaries, nertsen en al die andere traliedieren maar een écht leven leiden (met korte ei), net zoals sterns in de lucht en visjes in vrije wateren.
We worden tegenwoordig om de oren geslagen met kreten als Black Lives Matter of All Lives Matter. Maar het lijkt er veel op dat men daarbij slechts doelt op één diersoort.
Bij mooi weer, als de tuindeuren openstaan, hoor ik ergens in mijn huizenrij vaak een kanarie zingen. Een prachtig gekweel, maar vrolijk word ik er niet van. Een zingende vogel – hét symbool van vrijheid – in een kooi lijdt ook een zwaar bestaan, maar nu met lange ij geschreven. Een vogel achter tralies is misdadig, iets wat ieder weldenkend mens anno nu zou moeten beseffen.
In het o zo gezellige Brabant zitten ook veel nertsen achter tralies. (Alsmede varkens, enzovoorts...) Ook zij hebben nooit vrijheid gekend. Na een monsterlijk leven te hebben geleden - dus niet geleid - worden ze uiteindelijk verwerkt tot luxe. Ach, konden kanaries, nertsen en al die andere traliedieren maar een écht leven leiden (met korte ei), net zoals sterns in de lucht en visjes in vrije wateren.
We worden tegenwoordig om de oren geslagen met kreten als Black Lives Matter of All Lives Matter. Maar het lijkt er veel op dat men daarbij slechts doelt op één diersoort.
![]() |
Stern of visdiefje |
vrijdag 10 juli 2020
Babylon
Kampen
ligt niet ver van mijn bedstee, toch was ik er ruim twee decennia niet
meer geweest. Hoogste tijd dus voor hernieuwde kennismaking, dit
keer samen met mijn begeleidster.
Ik parkeerde mijn autootje op de IJsselkade, vlakbij het historische centrum. Maar parkeren is ook hier allang niet meer eenvoudig dus moest ik dealen met zo’n nieuwerwetse parkeermeter. Helaas ging dat ding mijn verstand te boven. Gelukkig parkeerde op dat moment vlakbij een sympathiek uitziende dame die ik dan ook meteen om hulp vroeg. ‘O, maar dat doe ik altijd met mijn smartphone,’ klonk het vriendelijk. Ik legde haar uit dat ik hier vreemd was en bovendien op digitaal gebied een kluns. ‘Geen probleem, ik help u wel even,’ zei ze kordaat waarop ik haar wel kon zoenen, ware het niet dat mijn begeleidster ons van een afstandje streng gadesloeg. Samen voorovergebogen bij de parkeermeter, instrueerde de bereidwillige vrouw me welke data ik in moest tikken en hoe de betaling verliep. Na wat gerommel floepte het gewenste bonnetje er uiteindelijk uit. ‘Wat had ik zonder u gemoeten,’ zei ik o zo charmant waarna we vrolijk afscheid namen. ‘Veel plezier in ons mooie Kampen,’ riep de schat me guitig na.
Goed gemutst wandelden we het sfeervolle centrum binnen van deze oude Hanzestad met zijn scheefgezakte gevels, streng ogende kerken, zijn vermaarde theologische universiteit, kunstacademie, intieme pleintjes, plantsoenen en gezellige terrassen waarvan we eentje uitkozen om te proosten op al dit fraais. Twee uur later, weer terugwandelend naar de IJsselkade, kwamen we - wat een toeval - ergens in een steegje mijn 'parkeerhulp' opnieuw tegen. Ze stapte, voorzien van zonnebril en glimlach, op me af en vroeg of ik hier misschien bekend was. Gezien ons eerste conversatie bij de parkeermeter ging ik ervan uit dat ze een grappig toneelstukje opvoerde dus trachtte ik ook vlot en amusant uit de hoek te komen, want ik ben graag de leukste thuis. Hartstikke fout, het bleek een vet misverstand. Deze dame léék namelijk veel op de parkeer-mevrouw-van-daarstraks, maar was het niét. Gevolg: een absurde spraakverwarring in Kampen, het Babylon van Overijssel.
Ik parkeerde mijn autootje op de IJsselkade, vlakbij het historische centrum. Maar parkeren is ook hier allang niet meer eenvoudig dus moest ik dealen met zo’n nieuwerwetse parkeermeter. Helaas ging dat ding mijn verstand te boven. Gelukkig parkeerde op dat moment vlakbij een sympathiek uitziende dame die ik dan ook meteen om hulp vroeg. ‘O, maar dat doe ik altijd met mijn smartphone,’ klonk het vriendelijk. Ik legde haar uit dat ik hier vreemd was en bovendien op digitaal gebied een kluns. ‘Geen probleem, ik help u wel even,’ zei ze kordaat waarop ik haar wel kon zoenen, ware het niet dat mijn begeleidster ons van een afstandje streng gadesloeg. Samen voorovergebogen bij de parkeermeter, instrueerde de bereidwillige vrouw me welke data ik in moest tikken en hoe de betaling verliep. Na wat gerommel floepte het gewenste bonnetje er uiteindelijk uit. ‘Wat had ik zonder u gemoeten,’ zei ik o zo charmant waarna we vrolijk afscheid namen. ‘Veel plezier in ons mooie Kampen,’ riep de schat me guitig na.
Goed gemutst wandelden we het sfeervolle centrum binnen van deze oude Hanzestad met zijn scheefgezakte gevels, streng ogende kerken, zijn vermaarde theologische universiteit, kunstacademie, intieme pleintjes, plantsoenen en gezellige terrassen waarvan we eentje uitkozen om te proosten op al dit fraais. Twee uur later, weer terugwandelend naar de IJsselkade, kwamen we - wat een toeval - ergens in een steegje mijn 'parkeerhulp' opnieuw tegen. Ze stapte, voorzien van zonnebril en glimlach, op me af en vroeg of ik hier misschien bekend was. Gezien ons eerste conversatie bij de parkeermeter ging ik ervan uit dat ze een grappig toneelstukje opvoerde dus trachtte ik ook vlot en amusant uit de hoek te komen, want ik ben graag de leukste thuis. Hartstikke fout, het bleek een vet misverstand. Deze dame léék namelijk veel op de parkeer-mevrouw-van-daarstraks, maar was het niét. Gevolg: een absurde spraakverwarring in Kampen, het Babylon van Overijssel.
zaterdag 4 juli 2020
Stadium 4
Het was betrekkelijk rustig op het terras in het oude centrum van
Enkhuizen alwaar ik op een mooie zomerdag neerstreek. Ik bestelde een koffie 'gewoon' en een aardbeien bavarois, zo’n smeuïg
roze taartje dat me lekker smaakte. Iets verderop zaten twee
mevrouwen van in de vijftig te keuvelen,
een grijze en een donkergeblondeerde. Ik verstond ze duidelijk, of ik dat nu wilde of niet. De grijze vertelde over het
restylen van haar woonkamer. Ze pakte daarbij haar mobieltje om
haar vriendin een paar foto’s te tonen. Van een afstand gluurde ik mee naar het omhoog gehouden schermpje. Ik zag een Jan de Bouvrie-achtig
landschap - sommigen houden ervan. ‘Perachtig,’ riep de
donkergeblondeerde enthousiast waarop plotseling haar eigen mobieltje ging ratelen.
Ze nam op, natúúrlijk nam ze op.
‘Hoi…
bla, bla, bla… Ja… bla, bla, bla… Ja… Lymfeklier… Ja… Stadium 4... En
nu zitten er uitzaaiingen in haar nek en zo. Ja… Nee… Een half jaar had
ze gezegd, hooguit… Ja… Oké… Hou je op de hoogte… Oké…
Doedoei.’
De
roze aardbeien bavarois vond ik intussen een stuk minder smeuïg. Sterker: hij was wat aan de droge kant. Of dat te maken
had met het luide telefoongesprek kan ik niet bevestigen. Wat ik
voor de zoveelste keer wél bevestigd zag, is dat mobieltjes erg handig zijn. Maar dat je dat gevoeglijk kunt wegstrepen door het onaangename dat ze voortbrengen. Dus dat we er geen moer mee zijn opgeschoten.
Abonneren op:
Posts (Atom)