Het was betrekkelijk rustig op het terras in het oude centrum van
Enkhuizen alwaar ik op een mooie zomerdag neerstreek. Ik bestelde een koffie 'gewoon' en een aardbeien bavarois, zo’n smeuïg
roze taartje dat me lekker smaakte. Iets verderop zaten twee
mevrouwen van in de vijftig te keuvelen,
een grijze en een donkergeblondeerde. Ik verstond ze duidelijk, of ik dat nu wilde of niet. De grijze vertelde over het
restylen van haar woonkamer. Ze pakte daarbij haar mobieltje om
haar vriendin een paar foto’s te tonen. Van een afstand gluurde ik mee naar het omhoog gehouden schermpje. Ik zag een Jan de Bouvrie-achtig
landschap - sommigen houden ervan. ‘Perachtig,’ riep de
donkergeblondeerde enthousiast waarop plotseling haar eigen mobieltje ging ratelen.
Ze nam op, natúúrlijk nam ze op.
‘Hoi…
bla, bla, bla… Ja… bla, bla, bla… Ja… Lymfeklier… Ja… Stadium 4... En
nu zitten er uitzaaiingen in haar nek en zo. Ja… Nee… Een half jaar had
ze gezegd, hooguit… Ja… Oké… Hou je op de hoogte… Oké…
Doedoei.’
De
roze aardbeien bavarois vond ik intussen een stuk minder smeuïg. Sterker: hij was wat aan de droge kant. Of dat te maken
had met het luide telefoongesprek kan ik niet bevestigen. Wat ik
voor de zoveelste keer wél bevestigd zag, is dat mobieltjes erg handig zijn. Maar dat je dat gevoeglijk kunt wegstrepen door het onaangename dat ze voortbrengen. Dus dat we er geen moer mee zijn opgeschoten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten