Eergisteren reed de gemeentereiniging door de straat, daarna werden de geleegde kliko’s snel weer opgehaald door
hun bezitters, op één na. Kennelijk is
er iets misgegaan want deze ene rolcontainer ligt nu met geopende klep en op
zijn kant langs de straat, met een aantal kartonnen dozen er half uit. In die dozen hebben wijnflessen gezeten,
ik herken het merk, maar misschien moet ik chateau zeggen. Afijn, kennelijk zijn ze afkomstig van een grootverbruiker.
Of van iemand die iets te vieren had.
Ah kijk,
daar komt een man aan. Hij loopt naar de omgevallen container, die
blijkt van hem. Hij beziet geërgerd de rotzooi die half op
straat ligt, zíjn
rotzooi. Ik ken de man van gezicht, hij woont aan het eind van het hofje. Het valt mij voor het eerst op hoe somber en onverzorgd hij eruit ziet: lijkbleek, oogwallen, ongekamd vettig haar, sloffende tred. Wat weet ik van hem? We zeggen mekaar soms gedag, that’s it. O ja, ik weet dat hij vaak oefende op zijn saxofoon; als je dan langs zijn huis liep hoorde je wankele toonladders. Maar sinds geruime tijd is het er stil. En had hij niet een leuke vrouw en een lief klein
kindje? Ook die heb ik al een hele tijd niet meer gezien. Ineens rijst bij mij een berg triestheid op die verband houdt met de lege
wijndozen en 's mans tekenen van verval. Maar misschien had hij toch iets te vieren, wat ik dan maar hoop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten