zondag 21 mei 2023

Gif

Ieder z’n smaak, ook bij tuinen. Mijn favoriet komt uit Engeland, de cottagetuin. Hoe je die definieert weet ik niet, maar ik stel voor: organische lijnen, licht rommelig met in het groeiseizoen een potpourri aan bloeiende planten van ongelijke hoogten, gras(sen), amper zichtbare aarde en een minimum aan tuintegels. Kortom, kijk je wel eens naar tv-programma's waarin een strakke tuin-make-over, dan gaat mijn voorkeur uit naar het tegenovergestelde van het getoonde resultaat. 
     In een beetje cottagetuin hoort beslist digitalis, beter bekend als vingerhoedskruid. Een tweejarige die in het voorjaar uit de lage begroeiing omhoogschiet. Je komt ze ook vaak tegen in vochtige bosgebieden in de kleuren wit, zachtgeel, roze of purper. Ze zijn zowel sprookjesachtig als spannend. Het laatste vanwege hun gif dat in voldoende hoeveelheden zelfs dodelijk kan zijn. Uitkijken dus, zeker met rondkruipende ukkies die de wereld willen ontdekken en van alles in hun mond stoppen.
     In mijn stadstuintje heb ik vaak getracht vingerhoedskruid als vaste bewoner te krijgen. Gekocht in het tuincentrum, kwekelingen van kennissen, zelf gezaaid: een en al droefenis. Ik had me dan ook allang verzoend met deze (en vele andere) mislukkingen. Maar ineens schiet dit voorjaar gratis en voor niets de digitalis op meerdere plekken uit mijn landgoed. Kennelijk zijn de zaden aangewaaid of overgebracht door insecten dan wel vogels. Ik ben de natuur dan ook mateloos dankbaar.
     Je hoort vaak zeggen dat een mens krijgt wat-ie verdient. Maar wat betekent het als je van Moeder Natuur oogstrelende, maar in potentie dodelijke tuinplanten cadeau krijgt?

Vingerhoedskruid schiet ineens uit mijn borders
omhoog, gratis en voor niets.
Als reactie op dit bericht stuurde mijn lieve 
nicht uit Dwingeloo dit prachtige plaatje
van een purperen digitalis, genomen in haar voortuin. 


zondag 14 mei 2023

Bandeloos

Mijn autootje was aan nieuw schoeisel toe. Aangezien ik hiervoor geen vast 'mannetje' heb, dook ikzelf op de wie-wat-waar-vraag. Ten eerste: welke bandenboer? De ene aanbieder krijgt mooie reviews, maar de andere vraagt voor dezelfde bandenset en arbeid een paar tientjes minder. Dan de banden zelf. Hun maat is uitgangspunt, maar daarvoor moet je wel met je knietjes op de kasseien (leesbril erbij) om hem af te kunnen lezen op het ingedroogde en versleten rubber. Vervolgens komt de keuze tussen zomer-, winter- of 4-seizoenenbanden. Dan zijn er nog de verschillende merken. De A-merken zijn mij wel zo’n beetje bekend, maar het aanbod van budgetrubber is ook interessant. Dus ga je voor de gevestigde orde of een goedkoper alternatief? Daarna laat internet je ook nog nadenken over je prioriteiten. De ene band maakt weinig rolgeluid maar scoort matig met brandstofgebruik. De ander doet het qua brandstof juist goed, maar krijgt minpunten bij regen. Het is, kortom, een bos met veel bomen, voor iemand met mijn besluitvaardigheid een energievretende queeste.
     De keuze gemaakt – vier Vredestein Ultrac zomerbanden, 185x55xR15 82H – scrolde ik aan de wachttafel van KwikFit door De Telegraaf (ander leesvoer ontbrak) terwijl uit de werkplaatsen het geratel van pneumatische wheel guns stevig doorklonk. 
     Een half uur later reed ik weer op huis aan. Me afvragend of het nieuwe rubber voor een andere rijbeleving zorgde, werd ik ingehaald door een zwarte Audi Q7 voorzien van zodanig brede banden dat ze niet zouden misstaan op een Formule 1-bolide. De monsterlijke SUV werd bestuurd door een man die op Humberto Tan leek. Eén meter boven het gewone volk verheven, passeerde hij me met een snelheid die ver boven de wet lag. Terwijl Humberto zijn Q7 zo voortjoeg, wierp diens imposante schoeisel een steentje op dat tegen mijn voorruit ketste. Zag ik nou een pitje in het glas?
     Geen mens die het hoorde, maar mijn gescheld was bandeloos.

zondag 7 mei 2023

Anne Frank

Mijn verkering en ik bewandelen een zogenaamd klompenpad, een bewegwijzerde route over landelijke, veelal onverharde weggetjes. Dit keer lopen we door het lommerrijke gebied iets ten zuiden van Schaarsbergen. De route voert ons langs hotel Groot Warnsborn dat geheel door bladgroen wordt omlijst. Dit riante buitenverblijf gepasseerd, wandelen we over het bijbehorende landgoed, een lustoord met elegante gazons, kleurrijke bloemperken, tierelierende vogels en bruisende waterloopjes waarover romantische boogbruggetjes. Bij zo’n houten bruggetje staat een informatiebord. Het vertelt ons dat Anne Frank en haar vader Otto in september 1941 korte tijd in dit etablissement logeerden. Het bewijs daarvoor leverde een ansichtkaart, waarop een afbeelding van het hotel, die Anne destijds naar haar in Amsterdam gebleven moeder Edith stuurde. Ze beschreef daarop hoe fijn ze het verblijf hier vond. De ansicht dook na de oorlog op in Bazel waar Otto Frank - het enige gezinslid dat de oorlog overleefde - in 1952 naartoe verhuisde. De kaart is nog immer in Zwitserse conservatie. Een duplicaat was ook lange tijd te bewonderen in het Anne Frankhuis en is nu - commercieel slim - te zien in dit hotel.
     Anne.
     Jemig! Dus waar wij staan, misschien wel op exact dezelfde plek in deze betoverende landgoedtuin, huppelde die later door haar dagboek zo beroemde deerne rond tijdens haar korte vakantie met paps. Gewend aan druk Amsterdam, heeft ze hier in 1941, zoals ze aan mams schreef, genoten van de idylle rondom hotel Groot Warnsborn. Wat een gruwelijk contrast moet dat geweest zijn met Bergen-Belsen waar ze een kleine drie jaar later, op haar vijftiende, samen met haar achttienjarige zus Margot belandde. En, ja sorry hoor, meteen sla ik weer aan het fantaseren. Over hoe Anne Frank in haar terminale fase - angstig, verhongerd, vervuild, lijdend aan vlektyfus - tijdens haar laatste koortsdromen nog eventjes terug was bij de bruisende beekjes, tierelierende vogels, kabbelende waterpartijen en romantische boogbruggetjes van Groot Warnsborn. 
     Met m'n gedachten nog in de weerzinwekkende barakken van Bergen-Belsen (ook zus Margot bezweek er), sluit ik langzaam aan bij mijn verkering die iets verderop bezig is een stel dobberende mandarijneenden op de kiek te zetten. Deze kleurrijke exoten kwamen hier tijdens de oorlogsjaren nog niet voor. Pas later - na ontsnapping uit gevangenschap - vestigden de prachtvogels zich in verwilderde vorm permanent op dit landgoed. Maar dat was dus ver na Anne's tijd, wat jammer is. Ze had ze vast heel mooi gevonden.

Anne's kaart. De achterzijde is door haar geheel vol geschreven.
Aan het einde van WO2 brandde het oude hotel (bovenste foto), dat o.a.
gebruikt werd als recreatieoord voor Duitse militairen, geheel af.
In 1950 werd op dezelfde plek, dankzij gelden van het Marshallplan,
een nieuw landhuis gebouwd dat later wederom als hotel dienstdeed.
Na tal van verbouwingen en overnames verkreeg het zijn huidige vorm.
Maar nog altijd wordt dit lustoord omzoomd door prachtige waterpartijen,
terrassen, oranjerie, koetshuis, kapel, bloemen- en moestuinen.

Groot Warnsborn staat bekend om de kolonie mandarijneenden die zich
er heeft gevestigd. De eenden horen in Oost-Azië thuis, maar zijn hier
naartoe gehaald als kooidieren. Sommigen ontsnapten en plantten zich
 in de vrije natuur voort. De vogels nestelen o.a. in holle boomstammen.
De vrouwtjes zijn bescheiden gepenseeld, de mannetjes overdreven...

Foto: Carla Broeders