zondag 26 mei 2024

1948

Altijd aardig te weten wie of wat even oud is als jijzelf. Het kan voor nuttig vergelijkingsmateriaal zorgen. Wees echter gewaarschuwd, het kan zomaar twee kanten op rollen. Kant 1: Allemachies, ben ik al zo antiek, en wat een loser ben ik toch vergeleken bij deze of die. Kant 2: Guttegut, wat heb ik het toch ontzettend getroffen met mezelf, zeker als ik moi vergelijk met leeftijdsgenoten.
     Ondanks genoemde risico’s, neem ik de lezer voor de lol toch eventjes mee naar vroeger. Laten we, zomaar, op goed geluk, puur toevallig, zonder er gewicht aan te hangen, een willekeurig jaartal uit de grabbelton vissen. Ach kijk nou toch, 1948 is het geworden! Nou ja, we zullen het ermee moeten doen.
     Wie in dat jaar het levenslicht zag is even oud als de staat Israël. Dat is wel iets om even bij stil te staan, zeker gezien de turbulente tijden waarin deze natie verkeert, en eigenlijk altijd heeft verkeerd. Gaan we door, dan zien we dat in genoemd jaar hardloopster Fanny Blankers-Koen vier Olympische gouden medailles kreeg omgehangen. En in de bioscopen draaide Key Largo, een Hollywoodfilm met Humprey Bogart en Lauren Bacall. Het chique Engelse automerk Jaguar lanceerde hun model XK120, een van de mooiste automobielen ooit. Die Jag reed in 1948 al tweehonderd kilometer in het uur op de openbare snelweg. Eveneens uit dat jaar stammen drie leden van The Golden Earring, te weten de heertjes Hay, Kooymans en Zuiderwijk, alsmede koning Charles van het Verenigd Koninkrijk. Veel anderen die dat jaar voor het eerst hun luiers vol scheten, zijn niet meer onder ons. Denk aan Martine Bijl, Henny Vrienten en Olivia Newton-John. 
     Vanzelfsprekend zijn dit soort lijstjes onuitputtelijk, maar de persoonlijke belangstelling voor een bepaald jaartal zal blijvend zijn. Tal van archieven staan dan ook open voor nieuwsgierigen. Dus ben je geïnteresseerd in je geboortejaar, zoek het lekker zelf uit en val mij er alsjeblieft niet mee lastig.

Jaguar XK120 uit 1948, een van de mooiste automobielen ooit.
Filmhit uit Hollywood, verscheen in 1948.



zondag 19 mei 2024

Blikveld

Van kaartspelletjes hield de jongen niet, tenminste niet als het om schoppen, harten, ruiten en klaver ging. Kaarten met kleurrijke plaatjes, dát was een ander verhaal. Mooi voorbeeld was het aloude kwartetspel. Daarbij kon het over van alles gaan: vliegtuigen, historische bouwwerken, treinen, beestenspul, ruimtevaart, beroemde geleerden, plantensoorten, hoofdsteden of Harry Potter. Geintje, de laatste bestond nog niet in de tijd dat de jongen een jongen was.
     ‘Mag ik van jou..., van de zeevogels..., de albatros.'
     Blijer kon hij niet zijn als-ie een kwartet amfibieën of scheepstypen bijeen had gesprokkeld. Maar als het spelletje voor hem ongunstig uitpakte, dan voerden chagrijn en boosheid de boventoon. Zijn opvoeders spraken hem er serieus op aan, maar het hielp weinig. De plaatjes waren hem zo dierbaar dat hij het tegenspelers zwaar aanrekende als ze met ‘zijn’ kaarten aan de haal gingen. Ontkennen had geen zin, hij kon gewoon verschrikkelijk slecht tegen zijn verlies.
     Zijn favoriete dierenkwartet betrof predatoren, ofschoon hij dat woord nog niet kende. Roofdieren, zei iedereen toen nog. Leeuw, tijger, ijsbeer en wolf. De jongen vond ze alle vier prachtig; de glanzende plaatjes wortelden diep in zijn verbeelding. Het waren stuk voor stuk vreeswekkende jagers die in verre landen leefden ‘waar het spannend was’.
     Decennia verstreken. De jongen is geen jongen meer. En hij leeft in een land waar één van de vier genoemde roofdieren zich inmiddels heeft gevestigd. Steeds vaker wordt melding gemaakt van een ontmoeting met de wolf, of van zijn slachtoffers.
     Afgelopen winter stond hij met zijn antieke Prisma-kijker ergens een bosrand af te speuren terwijl koude lucht in zijn mouwen sloop. Zo hoopte hij een in het wild levende wolf in zijn blikveld te vangen, een van de vier onderdelen van het favoriete kwartet uit zijn jeugd.
     Eens reed hij daarvoor helemaal naar Wolfheze (geen aprilgrap) na een serieuze melding uit die regio. Tevergeefs. Geluk heeft hij bij zijn zoektochten helaas nog niet gekend.
     Intussen hoort en leest hij de voors en tegens van de Canis lupus in dit overbevolkte landje. Over accepteren of afschieten, over verrijking van de vaderlandse natuur of juist schade en leed. Hij kent alle beweegredenen, onzinnige en zinnige, begrijpt goed dat er mensen (en andere dieren) zijn die niet blij zijn met de komst van de wolf. Maar hij schaart zich niét onder hen, verkiest zonder meer de kant van het grote roofdier, een kwart van zijn persoonlijke Big Four. Dat prachtbeest mag hier niet wéér verdwijnen.
     Overigens kan hij, nu hij geen jongen meer is, redelijk goed tegen zijn verlies. Hij heeft er ervaring mee opgedaan, is door schade en schande wijzer geworden. Nu de boeren en jagers nog.

Canis lupus, oftewel de wolf.


zondag 12 mei 2024

blikschade

Dinsdag marktdag. Het is druk in het kleine winkelcentrum. Automobilisten rijden rondjes, speurend naar een parkeerplek. Ik heb hier weinig te zoeken, maar moet toevallig in de buurt zijn. Op de fiets slalom ik door de reuring.
     Even verderop groeit een kleine file als gevolg van een aanrijding tussen twee oude koekdoosjes, een Twingo en een Yaris. De blikschade is gering, maar de opwinding groot.
     De Twingo behoort toe aan een vrouw die zich in een zwarte abaya heeft verstopt, vanzelfsprekend met bijbehorende hoofddoek. Haar autootje staat vreemd, zo dwars op de smalle weg. Wellicht heeft ze willen keren en daarbij iets fout ingeschat óf gewoon niet opgelet. Daarbij raakte ze de passerende Yaris, schat ik in. Ook die behoort tot iemand met een migratie-achtergrond, een man met een donkere Saddam Hussein-snor. De twee ruziën in het Nederlands met een Arabisch accent.
     Als passant vang ik slechts flarden op, maar het is duidelijk dat de abaya met schelle stem in de verdediging zit. De snor interrumpeert haar ferm: ‘Mevrouw, mevrouw, mevrouw, u denkt gewoon dat God altijd met u is.’ Terwijl hij dit zegt priemt hij met zijn wijsvinger naar de hemel. ‘Maar dat is gewoon niet zo, mevrouw, u bent zélf verantwoordelijk,’ vult hij aan, nu zijn wijsvinger op haar gericht.
     Wat hebben de goden in hemelsnaam met dit aanrijdinkje te maken, vraag ik me af. Maar binnen de geloofswereld waar de uitdrukking Inshallah (als God het wil) welig tiert, is het meer dan waarschijnlijk dat de snor op een hatelijke manier verwees naar deze dooddoener. In dat geval geef ik hem groot gelijk.
     Heel raar, maar nu ik op de hand ben van de snor, moet ik ineens denken aan een tegelspreuk die ik ooit tegenkwam: Een kusje zonder snor, is als een eitje zonder zout. In de omschreven situatie slaat dat natuurlijk nergens op, want het enige fysieke contact betrof het blik van twee oude koekdoosjes. Maar ik wil het toch even gezegd hebben.










 

zondag 5 mei 2024

Plat en treurig

In de krant las ik een ingezonden stukje van iemand die moeite had met het gebrek aan wilde bloemen in het Nederlandse landschap, aan biodiversiteit dus. Twee zinnen daaruit: ‘Gelukkig zijn er nog plekken waar wél bloemen zijn, langs de A6 dwars door de Flevopolder bijvoorbeeld. Dit is voornamelijk een treurige platte provincie (denk aan de dorre vlakte die we Oostvaardersplassen noemen), maar er staat nu wel veel koolzaad in bloei.’
     In die twee zinnetjes wist de afzender, een vrouw uit Amsterdam, zowel lovend als zeer negatief over Flevoland te schrijven, wat knap is. Dat koolzaad geeft de Flevopolders inderdaad kleur zodra ons stukje aarde zich naar de zon kantelt. Overigens tonen de uitgestrekte bollenvelden in mijn provincie hetzelfde effect, evenals de paardenbloemen, klaprozen, akkerdistels, vergeet-me-nietjes, margrieten en korenbloemen in weg- en stadsbermen alsmede de in duizend tinten groen uitbottende, grootste loofbossen van het land. Om nog maar te zwijgen van het voorjaarspalet in de vele natuurgebieden die Flevoland kent - buiten de 'dorre' Oostvaardersplassen om. En wat te denken van de zonneschittering op het IJsselmeer en de Randmeren.
     Maar vooral het ‘treurige platte provincie’ van de schrijfster vraagt om enige duiding. Immers, wanneer je plat aan treurig koppelt, dan zou je hetzelfde kunnen zeggen over ons héle land, uitgezonderd wat duintjes langs de Noordzee en een paar glooiingen in Zuid-Limburg. Maar dat mag dan weer niet, heb ik gemerkt. Want als ik hardop zeg dat Nederland landschappelijk gezien niet veel te bieden heeft dan wordt mij dat zelden in dank afgenomen.
     Voorzien van een nationale inborst willen vaderlanders eigenlijk niet weten dat onze vergezichten recht en saai zijn in vergelijking met die van alle andere landen om ons heen. Daarentegen papegaaien diezelfde mensen veelvuldig dat ze Flevoland maar niks vinden. Of in de woorden van de briefschrijfster: treurig en plat.
     Tegen allen die zich aangesproken voelen zou ik daarom willen zeggen: Beste luitjes, rij met een grote boog om Flevoland heen. Kom hier niet recreëren en zéker niet wonen. Hou het lekker bij jullie eigen provincies. Loop naar je raam en kijk naar buiten, waarna je ongetwijfeld zult genieten van een schitterend panorama vol daverend natuurschoon verrijkt met ansichtkaartstadjes. Want echt, Nederland is prachtig, op die ene provincie na dan.