Ik sta op een stenen brug over de Moezel. De brug verbindt twee helften van een romantisch stadje waarvan de stemmige vakwerkhuisjes zijn behangen met bloeiende geraniums. Het middeleeuwse stadje is omringd door steile heuvels vol wijnranken en van bovenaf beschermd door een spannend ridderkasteel. Tussen dit alles door schittert de kronkelrivier – Duitsland op zijn mooist.
Op de rivier is het een komen en gaan van plezierschepen, veelal afgeladen met toeristen die deze ansichtkaart aan den lijve willen ondervinden, vaak met een glas riesling of Bitburger in de hand. En jawel, met de andere hand zwaait men vrolijk naar de mensen op de oever, of op de brug. Een leuk gezicht.
Helaas ben ik hier niet voor de leuk. Ik reed hier gistermiddag naartoe om vandaag afscheid te gaan nemen van een vriend die, sinds zijn pensioen, in een nabij gelegen stadje woont. We zijn even oud, werkten lang samen, kennen mekaar meer dan een halve eeuw. Maar nu is hij uitbehandeld, verkeert hij in zijn laatste fase.
Enkele uren breng ik met hem en zijn vrouw thuis door, af en toe onderbroken omdat hij even moet rusten. We bespreken het leven, verhalen uit de oude doos, onze Haagse jeugd, maar ook wat er momenteel zoal op de wereld gaande is. En vanzelfsprekend hebben we het over zijn lange lijdensweg, de angsten, het onvatbare van er-niet-meer-zijn. En natuurlijk is er verdriet. Dan, ineens, valt het stil, heel stil, het onzegbare moment is daar. We nemen afscheid, voor altijd. Woorden, geen woorden.
Als een lege huls rij ik terug naar mijn hotel in het eerder beschreven stadje aan de Moezel. Het is eind van de middag als ik er mijn auto parkeer. Eetlust heb ik niet en op mijn hotelkamer wil ik niet zijn. Dus duw ik mezelf voort door de middeleeuwse straatjes. Mijn gestalte is muurkleurig, ik ben achtergrond. Het denken is een weide besluierd door grondnevel.
Voor de laatste keer (morgenochtend gaat het huiswaarts) beloop ik de stenen brug over de Moezel. Juist op dat moment vaart de Moselprinzessin onder me door, een rondvaartboot. Op het zonnige bovendek heerst een wurgende gezelligheid. Het varende volk zwaait naar boven, naar mij en de anderen op de brug: wandelaars, lummelaars, verliefde stelletjes die selfies maken. Om me heen wordt spontaan teruggezwaaid naar de passagiers op de Moselprinzessin. Uiteindelijk steek ook ik mijn hand op, plichtmatig.
Als een lege huls rij ik terug naar mijn hotel in het eerder beschreven stadje aan de Moezel. Het is eind van de middag als ik er mijn auto parkeer. Eetlust heb ik niet en op mijn hotelkamer wil ik niet zijn. Dus duw ik mezelf voort door de middeleeuwse straatjes. Mijn gestalte is muurkleurig, ik ben achtergrond. Het denken is een weide besluierd door grondnevel.
Voor de laatste keer (morgenochtend gaat het huiswaarts) beloop ik de stenen brug over de Moezel. Juist op dat moment vaart de Moselprinzessin onder me door, een rondvaartboot. Op het zonnige bovendek heerst een wurgende gezelligheid. Het varende volk zwaait naar boven, naar mij en de anderen op de brug: wandelaars, lummelaars, verliefde stelletjes die selfies maken. Om me heen wordt spontaan teruggezwaaid naar de passagiers op de Moselprinzessin. Uiteindelijk steek ook ik mijn hand op, plichtmatig.
![]() |
Deze foto van de Moselprinzessin en betreffende brug is van internet geplukt. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten