woensdag 25 november 2015

Bond

Het plaveisel in het tochtige centrum van Almere glimt van de ijsregen. Het schaarse winkelvolk haast zich zo dicht mogelijk langs de etalages. Smerig weer, maar ik heb er weinig last van want verheug me op wat komen gaat.
Mijn kaartje zegt: zaal 10, rij 11, stoel 8. Ter plekke blijken het holle cijfers want in deze bioscoopzaal, waarin met gemak plaats voor honderdvijftig, bevinden zich slechts negen bezoekers. Wij allen zijn gekomen voor Spectre, de nieuwste Bond-film.
Tijdens een woeste achtervolging met beeldschone sportwagens door het stratenlabyrint van Rome, slik ik gauw een pilletje tegen de opkomende hoofdpijn. Tijdens een gruwelijke beukpartij in een treincoupé  tussen 007 en een massieve spierbundel, krijgt iemand in de zaal een gierende hoestbui. Tijdens een misselijkmakende scene waarin de vastgebonden James wordt gemarteld door een ultieme slechterik die ambities heeft de wereld te knechten, huppelt een bezoekster in het halfdonker zenuwachtig naar de WC, waardoor ze bijna struikelt.
Over Spectre zelf kan ik kort zijn: beste Bond ooit!
Om 16.00 uur sta ik weer buiten. Het regent en waait nu zo mogelijk nòg harder, bovendien is het vrijwel donker - nu al. Ik vlucht daarom de aanpalende V&D binnen, marcheer door naar de vreetafdeling, oftewel La Place, en bestel er een saucijzenbroodje. En een cappuccino. Stirred not shaken.


zondag 8 november 2015

Troostrijk

Je hoort wel eens dat bij begrafenissen en crematies het weer spontaan veranderde tijdens het definitieve afscheid. Of dit echt iets betekende is onzeker, ons land kent immers een wisselvallig weerbeeld. Maar zo’n plotse verandering gaf de nabestaanden vaak wel de nodige praat- of denkstof.
Bij strandpaal 32 - iets ten noorden van Bergen aan Zee - hebben we ons verzameld. We zijn met z’n twaalven. Nou ja, eigenlijk met zijn elven, want één van ons is dood. Hij bevindt zich in een kartonnen koker die tot vandaag als tijdelijke urn dienst deed.
We lopen naar de vloedlijn. Drie snel in zwemkleding gestoken vrijwilligers - de meest dapperen onder ons, want het is ver in oktober, het regent in waaiers, de wind is krachtig en de gevoelstemperatuur hooguit 7 graden - dragen de koker naar dieper water, tot zowat borsthoogte. Terwijl zij daar de as in de golven strooien, werpen de achterblijvers vanaf het strand rode rozen in de zich opdringende schuimkraag van de Noordzee.
Als geregisseerd.
Wanneer de drie badgasten - nu voorzien van blauwe lippen - weer zijn teruggekeerd van hun geslaagde maar bitterkoude missie, zich snel hebben afgedroogd en iets warms aangetrokken, staan we tezamen - min één - naar de grauwe maar o zo troostrijke zee te kijken. En verdomd, de massieve bewolking wijkt en we zien iets van zon.


vrijdag 6 november 2015

Verbanning

De vijf jongens lopen schouder aan schouder door het centrum. Best wel dreigend, maar daar zijn ze zich niet zo van bewust, vermoed ik. Ze zijn een jaar of 15. De middelste - de meest imponerende - is duidelijk de leider, de twee naast hem zijn z’n trouwste vazallen en de buitenste knapen doen er het minste toe. Heel klassiek dus. De drie middelste jongens roken, hun sigaretten zijn (nog) één decimeter lang. Ze hebben ze kort geleden opgestoken, zo te zien tegelijk; hun gepaf is een groepsdingetje, een rite de passage wellicht. Het ziet er overigens best lullig uit: drie van die slungels die simultaan en met verbeten bakkes een krampachtige hijs nemen aan zo’n lang dun wit nicotinestaafje. (Een kort stompje is helemaal kansloos, want hoort bij peukrapende zwervers. Een halve tot driekwart sigaret is het meest cool.)
De twee buitenste knapen roken niet, wat ik interessant vind. Zijn ze nog niet ‘zover’ of zijn het gewoon niet zulke meelopers als de jongens uit the inner circle? Is sprake van het eerste, dan vormen ze de kneuzen van de groep. Maar indien er sprake is van bewust-niet-roken dan zijn de twee buitenste jongens juist de stèrken van de groep. Zij laten zich immers niet gek maken door het gedrag van het alfamannetje. Daar betalen ze dan wel een tol voor: verbanning naar de periferie.


dinsdag 3 november 2015

Onzalig

Daar was het weer, dat gevoel tijdens mijn eerste schoolkamp. De spanning en de opwinding - voor het eerst een paar dagen van huis. We waren 13 of 14. Onze Haagse klas was ondergebracht in een eenvoudige groepsaccommodatie middenin de Onzalige Bossen (ja, zo heet dat daar) vlakbij De Steeg dat weer vlakbij Rheden ligt. Een jongensslaapzaal; een meidenslaapzaal; de leraren er tussenin. Niet leuk: verplicht afwassen en je bed opmaken. Hartstikke leuk: al het andere.
Waarom dat sentiment ineens terugkwam is simpel: ik wàs er weer, na dik een halve eeuw. Ik was weer op dezelfde locatie, in dezelfde accommodatie. Het gebouw – een 19e eeuwse boerderij – was omgetoverd tot pannenkoekenrestaurant. Maar het uitzicht, de splendid isolation, alles leek onaangetast. God, wat was het tof tijdens dat schoolkamp: spoorzoekertje, bonte avond, kampvuur, sparrengeur, overspannen leraren, gestoei op de slaapzalen, gedoe met de meiden - er ontlook veel. Alles daarna in mijn leven zou een slap aftreksel blijken van die paar hemelse dagen in 1962, in die onzalige bossen nabij Rheden. Nee, het had gewoon nooit 1963 moeten worden. En dat heeft weinig te maken met de moord op Kennedy, hoewel die gebeurtenis voor veel babyboomers een eerste kennismaking was met de écht onzalige wereld.