Het verhaal draait om een opgefokt negentienjarig joch uit een inktzwart
gewelddadig milieu. Via jeugddetentie belandt hij in de reguliere gevangenis. Hier
bevindt zich niet geheel toevallig ook zijn vader, eveneens een agressieve rauwdouwer.
De twee staan mekaar in die benauwde ruimte naar het leven. Overigens lijkt dat
bij alle gedetineerden het geval in het naargeestige Engelse cellencomplex. Ondanks dit alles heb ik 102 minuten op het puntje van mijn stoel gezeten. In al zijn weerzinwekkendheid, is
Starred Up een van de sterkste films
over de genegenheid tussen een vader en zijn zoon, die ik ooit zag. En toch vind ik het geen aanrader, puur vanwege het genre.
maandag 30 juli 2018
Starred Up
Als er één filmgenre is dat ik slecht verdraag,
dan is het wel de gevangenisfilm. Ja, ik weet het, sommige waren briljant.
The Shawshank Redemption, The
Green Mile, Un Prophète en Papillon zijn stuk voor stuk meesterwerken. Maar ik word diep ongelukkig van de onderdrukking,
het geweld, gebrek aan daglicht en vooral de claustrofobische
setting. Desondanks heb ik de dvd Starred
Up geheel uitgezien, want wat een film is dit! Sterk
geacteerd, waarachtig verhaal en beeldschone cinematografie. De keerzijde: afstotende dreiging, naargeestigheid en
smeerlapperij.
woensdag 25 juli 2018
Tonsillen
Als het tropisch heet is, zoals vandaag, dan dreigt korzeligheid. Zeker bij mij. Zo zag ik net nog een man fietsen met zijn hond aangelijnd ernaast. Het is sodeju 30 graden plus en dan laat je je hond op zijn gevoelige voetkussentjes naast je over
het asfalt rennen dat misschien wel tweemaal de luchttemperatuur aantikt. Vaak zie je zoiets bij volgevreten baasjes die nota bene zelf niet in staat zijn een kort sukkeldrafje vol te houden. Maar de hond moet er vlak boven het hete asfalt wél
aan geloven, terwijl zijn roedelleider (m/v) hoog op het zadel een koel
windje zit te vangen. Voor mij mag dit soort hondeneigenaren worden volgespoten met het rabiësvirus.
Iets later, in de supermarkt, krijste een kleuter om een ijsje. Je kon
zien dat zijn amandelen nog niet geknipt waren, zo’n keel zette-ie op! Klanten
vervloekten de etter; ik hoorde een (andere) oude man ‘Jezus Christus’ kreunen, het kwam
uit zijn tenen. En ook mijn handen jeukten. Afijn, even later kwam zijn Instagram-mamma doodkalm op haar blingbling espadrilles aanlopen van de afdeling tijdschriften. ‘Wat is er nou, Abeltje,’ vroeg ze zijdezacht aan het kleine monster. Voor mij mogen dit soort moeders uit het ouderschap
worden ontzet. En bij Abeltje mogen z'n fokkin' tonsillen ter plekke uit zijn strot worden gerukt, zonder
verdoving. En niks geen waterijsje na afloop.
Sorry, het zal de hitte zijn.
zondag 22 juli 2018
Sartre
Het ging snel. Met buikklachten naar de huisarts. Na
bloedonderzoek stuurde zij me direct door naar de SEH, de spoedeisende hulp in
het ziekenhuis. Hier volgde het bekende geloop tussen diverse onderzoeksstations.
Ondanks allerlei ingenieuze en peperdure apparatuur viel in mijn pens weinig bijzonders waar te nemen
en werd ik naar huis gestuurd met de boodschap me weer te melden indien de klachten aanhielden. Dat
deden ze uitbundig, en dus strompelde ik de volgende dag weer langs nóg
ingenieuzer en peperdure apparatuur. Nu werd er wél wat gevonden: een
blindedarm die op springen stond. Diezelfde avond nog lag ik op de snijtafel weg te zakken in een verrukkelijke roes. Weer bijgekomen, werd ik op zaal 215 gestald tussen snurkende, hoestende en kreunende patiënten (m/v). ‘De hel,
dat zijn de anderen,’ zei Sartre ooit. En gelijk had de Franse filosoof. Maar misschien toch ook weer niet, want het allerergste was dat ik de volgende dag verhinderd was de crematie bij te wonen van
Aad, boezemvriend in mijn Haagse jaren. Lagere school, middelbare school, zelfde
humor en gektes, sporten, uitgaan, dollen maar ook serieus. Door allerlei gedoe - eigen besognes, nieuwe levens, geografische afstand - waren we
mekaar lang ‘kwijt’, maar dat was gelukkig hersteld. Helaas bleek hij ernstig ziek. Met zijn
overlijden verdween ook een bepalend deel van mij, wat ik van mijn blindedarm niet kan zeggen. Vaarwel, Aad, beste vriend.
![]() |
Adrie Hendriks Batavia, 15 februari 1949 - Rijswijk, 16 juli 2018 |
dinsdag 17 juli 2018
Femke Halsema
Fietsend door het centrum van Den Haag dacht ik: het lijkt hier godskolere Izmir of Agadir wel! Dit hedendaagse
grauwe stadsbeeld ontstond toen in de laatste decennia van de vorige
eeuw, linkse idealisten als Paul Rosenmöller en Femke Halsema nieuwkomers royaal
de ruimte gaven lekker zichzelf te blijven. Mijn beginzin getuigt dat dit heel
aardig is gelukt. Als reactie op deze linkse niet-hoeven-aanpassen aanpak,
kregen figuren als Fortuyn en Wilders na de eeuwwisseling een
forse massa op de been. Logisch, want in veel grote steden zagen bewoners hun vertrouwde wijk snel verkleuren en verkrotten. De tegenreactie op Wilders c.s. kwam met DENK, de immigrantenpartij die alles wat los en vast zit van
discriminatie beschuldigt. Gevolg van al deze reacties over en weer is een vette
polarisering. Maar nu hebben nota bene de aanstichters van dit alles – de linkse
idealisten uit de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw – hun elan hervonden. Jawel, de Randstedelijke, culturele, hoogopgeleide elite is weer bezig aan
een opmars. Voorlopig hoogtepunt is de burgemeestersketting voor Femke
Halsema aan wie we bijvoorbeeld het huidige Haagse straatbeeld te danken hebben. Je gelooft het niet.
Als ik hard bel omdat twee in djellaba gehulde, Arabisch pratende kerels pardoes voor mij het fietspad oplopen, word ik uiterst vijandig aangekeken. Ik hou me gedeisd, want voel me hier nu, in mijn oude stad, een buitenlander. Dank u, mevrouw Halsema.
donderdag 12 juli 2018
Louis van Gaal
In 1995, de hoogtijdagen van de club, speelde Ajax in Tokio om de wereldbeker tegen de kampioen van
Zuid-Amerika, het Braziliaanse Grêmio. In de aanloop naar die match ging er op de parking voor het hotel iets mis met het laden van de koffers in de spelersbus. Ajaxtrainer
Louis van Gaal ontplofte daarop vulkanisch en schold en plein public het
mannetje dat verantwoordelijk was voor de logistiek de huid vol. Erger kun je een Japanner niet vernederen dan hem
zo openlijk te schofferen. Maar oppergod Van Gaal had maling aan de plaatselijke
zeden en ging schuimbekkend tekeer vanwege een paar koffers. Sinds dit door microfoons en camera's geregistreerde moment, label ik hem als een over het paard getilde, dictatoriale oetlul met mega-lange tenen en een door Tata Steel vervaardigde plaat voor zijn kop.
Binnenkort heeft het VPRO-programma
Zomergasten een hele avond Aloysius Paulus Maria van Gaal te gast. Een
zoveelste poging hem te duiden. Ik ga niet kijken, maar het wordt vast een leerzame avond
voor VPRO-kijkers die zich wensen te verdiepen in de zielenroerselen van een over het paard getilde, dictatoriale oetlul met mega-lange tenen en een door Tata Steel vervaardigde plaat voor zijn kop. En voor masochisten.
zondag 8 juli 2018
Punthoofd
Blok, ik vind dat een sterk woord. Blok klinkt zoals het is, blokkig. Iets dat zwaar en vierkant is. ‘Hij
is een blok aan mijn been’ is een uitdrukking die dan ook sterk tot de verbeelding
spreekt. Je kunt geen kant op, zit vastgeketend aan iets zwaars. Hartstikke
duidelijk. Hetzelfde geldt het begrip ‘een blok vormen’. Je ziet het voor je, een
groepje gelijkgestemden dat zich schrap zet. Een stug en onbuigzaam geheel, hakken in het zand. Lastiger wordt het met ‘ik viel als een blok in slaap’.
Slaap associeer ik met prettig comfort, met schaapjes en fris linnengoed. Maar als een blok
inslapen lijkt toch meer op half dood neerzijgen, wat minder comfortabel is.
Nog moeizamer wordt het met ‘ik viel als een blok voor hem/haar’. Hier is
verliefdheid in het spel en daarbij denk je eerder aan vlinders en nachtegaaltjes dan
aan iets dat looiig en hoekig is. En dan is er nog het werkwoord blokken wat staat voor hard studeren. Studeren als een stel zware,
vierkante objecten lijkt me niet de methode om te slagen voor je vmbo. Al met al
krijg ik van dit soort taalbeschouwingen een punthoofd, of zelfs een blokhoofd. Hoogste tijd voor een bètablokker. Maar eerst een blokje om.
woensdag 4 juli 2018
Swimming Pool
Wandelend door de witte zalen van het prachtige museum Voorlinden te Wassenaar, liep het kind in mij zich alvast te verkneukelen op Swimming Pool, de spraakmakende installatie van de Argentijnse kunstenaar Leandro Ehrlich. Een zwembad oefent op een kind immers dezelfde
aantrekkingskracht uit als een zuipkeet op een boerenpummel uit de Achterhoek. Afijn, na een fraaie serie abstracte, realistische en erotische kunst te hebben opgezogen, stonden we ten langen leste voor Swimming Pool. Het kunstwerk meet
slechts 3x6 meter en is verbluffend gewoon. Op ’t oog een ordinair plonsbadje zoals je die in veel villawijken aantreft.
Maar de grap is hier natuurlijk dat je over de bodem kunt lopen zonder nat te worden - da's pas echt kunstig. Aangezien we op dat moment de enige bezoekers in de zaal waren,
zag ik niet zo gauw hoe in dat verrekte zwembadje te geraken. Ik schoot daarom
een suppoost aan.
‘Meneer, hoe kom ik…’
‘Dáár,’ klonk het kortaf waarbij de suppoost verveeld
naar een half verscholen trappengangetje wees. Waarom de man zo kortaf was, was achteraf begrijpelijk: die vraag werd hem duizend keer per dag gesteld. Enigszins
beschaamd vanwege mijn onvermogen zelf de toegang te vinden, daalden we via de kleine trappengang af naar de bodem van het zwembad. En daar kwam het kind in mij pas écht tot leven. Een kind dat 'onder water' imbeciele zwembewegingen maakte waarbij hij totaal vergat zich middenin
een wereldberoemd kunstwerk te bevinden. Wat natuurlijk het kenmerk van ware kunst is, namelijk dat je je omgeving vergeet. En jezelf.
Abonneren op:
Posts (Atom)