Op
een mooie nazomerdag zat ik op het terrasje van een gezellige uitspanning in het Gelderse gehucht Speuld. Wachtend op mijn bestelling raakte ik aan de praat met een oude man
die anderhalve meter verderop achter een kop koffie zat. Nou ja 'zat', de man hing als een zak zand in
zijn scootmobiel; in hem zat weinig beweging. Ook was hij moeilijk te
verstaan. Dat lag een beetje aan zijn Veluwse accent, maar veel meer aan zijn spraakvermogen. Met zichtbare moeite vertelde hij hoe hij vorig jaar twee
herseninfarcten had doorstaan, dat zijn ene been 'niks meer deed' en
dat 'de vrouw weg was'. Maar hij woonde nu in een verzorgingshuis in Ermelo en daar was hij vol lof over. ‘Ze zorg'n goed voor me,
het eten is uitstek'nd, elke dag wel vijf gang'n!’ Hij zei ook dat het
verblijf in dat tehuis al z’n spaarcentjes kostte. ‘Maar
ik kan toch niets meenem'n,’ klonk het met een lachje.
Daarna weidde hij uit over zijn scootmobiel en hoe hij vanuit Ermelo over
de fietspaden hier naartoe was getoerd. ‘Hij haalt tachtig
kilometer.’ Even schrok ik van die snelheid, wat oerstom was want hij doelde
natuurlijk op de actieradius. ‘Veertig heen en veertig terug kan-ie, m'neer.’
‘Kom,’
zei hij daarna zijn kopje trillerig op tafel terugzettend, ‘ik ga op huus an. Wens u nog een fijne dag. En g'niet van het mooie weer.’
Dat probeerde ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten