Moe
en hongerig stopten we na een lange reisdag ‘s avonds bij een achteraf gelegen hotelletje. We kregen er te horen dat men nog één kamer
beschikbaar had. (Bijna alle kamers, bleek later.) Ook was de keuken
nog open. We twijfelden. Vanuit de kleine lobby om ons heen kijkend, zagen we louter oubolligheid en achterstallig onderhoud. Maar ja: moe en
hongerig. Gelukkig bleken het snel opgediende avondeten en de bedden prima.
De
volgende ochtend ontdekten we in een sfeerloos ontbijtzaaltje, op een prominente
plek aan de muur, een Delfts blauwe tegel met de tekst: ‘Wie
Niet Waagt Wie Niet Wint’. Regelrechte camp, meenden
we. Zeer geslaagd bovendien, want wie anno
twintigtwintig deze spreuk zo pontificaal in zo'n ambiance durft te presenteren
verdient de Nobelprijs voor Ironie. Toch herzagen we ons idee van camp weer snel. Het belegen tegeltje paste immers naadloos tussen de andere oude meuk in het hotel. Niks geen dubbele bodem!
Hoe dan ook, het lekker allitererende
gezegde wie niet waagt wie niet wint mag door zijn sleetsheid onbedoeld ironisch klinken, het is nog altijd de harde waarheid. Als niemand iets had gewaagd dan leefden we nog steeds in grotten. Zo kun je ook stellen dat wij best wat waagden door in
dit treurig ogende hotelletje de nacht door te brengen. Maar als bonus kregen wij de volgende ochtend dit schitterend gedateerde, ontroerende muurtegeltje voorgeschoteld. Pure winst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten