zondag 28 februari 2021

Grootmeester

Grote schakers hebben volle hoofden. Die volheid zorgt ervoor dat ze zich nauwelijks met andere zaken bezighouden. Schakers staan niet urenlang in de keuken om een aanstellerige maaltijd te bereiden. Ze houden zich ook nauwelijks bezig met hun uiterlijk, lopen er vaak wat stoffig bij, bezoeken zelden een sportschool, barbier of tattooshop. Met politiek verdoen ze hun tijd ook al niet, de 'latere' Kasparov vormt wellicht de uitzondering. Aan publieke optredens of uitspraken over iets anders dan de schaakwereld hebben ze doorgaans weinig behoefte, dus bij talkshows blijven ze weg. Ze neigen naar afzondering, soms zelfs naar heremitiek, ofschoon ze wel vaak een warme band onderhouden met computers. Eigenlijk is het simpel: voor bezielde schakers bestaat het leven uit 32 stukken op 64 velden waarin 16 lijnen, 8 horizontale en 8 verticale en dat alles in 2 kleuren, zwart en wit. De rest: bijzaak.
Een globe louter bevolkt door schakers zou je doodsaai kunnen noemen. Vanuit diezelfde, inmiddels overbevolkte globe beredeneerd, kun je echter met enige zekerheid stellen dat die het beste af is met slechts één type mens: de verstilde, geconcentreerde, weinig ruimte vragende en ruis veroorzakende schakende. Helaas behoor ik zelf niet tot die elite. Een simpel potje op z'n tijd lukt me wel, maar een grootmeesterschap zit er niet in. Tja, talentloos in wiskunde, concentratie en weerzin tegen zwart en wit. Een vol hoofd heb ik vaak weer wel, maar dat ledig ik op zijn tijd middels een blokje tekst. Best een meesterzet, eigenlijk.  



woensdag 24 februari 2021

Liefdesliedjes

In mijn spambox tref ik de laatste tijd berichtjes aan van Anne en Fleur. Bij mijn weten ken ik deze dames niet, maar zij mij wel, kennelijk. Bij toerbeurt mailen ze in mijn dorp te wonen maar bovenal interesse in mij te hebben. Anne is zelfs verliefd op me, schreef ze. Ze wil me graag ontmoeten en mij haar passie tonen. Fleur vind me aantrekkelijk en lustopwekkend. Ze gaat daarin zelfs zo ver dat ze aangaf met me in de bedstee te willen experimenteren. Eerlijk gezegd word ik al een beetje moe bij de gedachte, maar het idee dat een ander naar je smacht doet de menselijke inborst als vanzelf zwellen, laten we er niet omheen draaien. Ach, het komt wellicht door het plotselinge voorjaarsweer. Ik hoor en zie overal in tuinen en parken immers ook allerlei vogels zoete liefdesliedjes kwelen en drukke, uitnodigende gebaren naar soortgenoten maken. Aangestuurd door hormonen en klok is de liveversie van Tinder en soortgelijke platforms kennelijk nu al van start gegaan. Dus laat ik het Anne en Fleur niet aanrekenen dat ze zo openhartig hun gevoelens blootleggen en mij zelfs hun hand- en spandiensten aanbieden, al dan niet per mail en tegen betaling. Het is vast goed bedoeld en door hun biologie ingegeven dat ze zo’n zin hebben in, nou ja, gedoe. Nu ik nog.

donderdag 18 februari 2021

Arnhem

Hij is van mijn generatie, kaal en gedrongen, heeft een pluizige baard, het nodige overgewicht en een vermoeid gezicht. De man woont niet ver van mij vandaan. Ik kom hem dan ook nogal eens tegen tijdens mijn loopje naar de buurtsuper, vaak met een vrouw aan zijn zijde. De laatste tijd gaat hij echter solo op pad, maar dan wel achter een rollator. Hij en ik wisselden nooit een woord. Tot op die dag, zeg een jaar geleden, dat hij me staande hield en vroeg of ik in Arnhem had gewoond. Ik zei van niet, waarop hij uitlegde dat ik sprekend leek op een goede kennis uit die stad. Sinds dat korte straatgesprekje zeggen de vermoeid ogende man achter zijn rollator en ik - wellicht ook vermoeid ogend, maar op moment van schrijven nog zonder rollator - elkaar joviaal gedag. Vorige week echter, hield hij me vlakbij de supermarkt opnieuw staande.
Je kent m’n vrouw toch?’
Ehhh, nee, nou ja een beetje van gezicht. Hoezo?’
Ze is eind november overleden. Begin december was de crematie. Ze had alzheimer, zat in het Laarhof, dat verpleeghuis ken je wel, en daar liep ze corona op. Eergisteren kreeg ik haar as binnen. Nu staat ze weer bij mij, is ze weer thuis.’
Geschokt stamelde ik enkele sterkende woorden. Dat hij mij als wildvreemde hierin betrok toonde, naast verdriet, grote eenzaamheid. Had ik hem op dat moment misschien moeten uitnodigen voor een kop koffie of een praatje? Ach, was ik maar zijn goede kennis uit Arnhem.

vrijdag 12 februari 2021

IJs

Weinig is zo oer-Nederlands als voortvliedende schaatsers op natuurijs. Ondanks dat mijn enkelgewrichten en smalle ijzers nooit vrienden werden, kan ik vanaf de walkant toch enig plezier beleven aan het bekende gekras op bevroren water. En met mij vindt vrijwel iedere laaglandbewoner schaatsen op natuurijs een weldaad voor het lijf én het oog.
Wie dat echter niet doet, is de ijsvogel. Ondanks zijn naam, verdraagt hij ijsvorming bitter slecht. Dit beeldschone vogeltje is geheel afhankelijk van zoetwatervisjes die hij opduikt uit heldere binnenwateren. Maar als die bevriezen, wacht de meeste ijsvogels binnen enkele dagen massaal de hongerdood. 
Volgens Vogelbescherming Nederland overwinterden alhier de afgelopen jaren maximaal vierduizend ijsvogels. Dit houdt in dat deze gevleugelde vriend in onze door 17 miljoen inwoners bevolkte rivierendelta ruim vierduizend keer (!) zeldzamer is dan de mens. En aangezien zeldzaamheid doorgaans gelijk staat aan kostbaarheid, zou je, louter vanuit biodiversiteit redenerend, kunnen stellen dat de Nederlandse ijsvogel ook minstens vierduizend keer kostbaarder is dan de Nederlandse mens. Tja, wat zo kostbaar is verdient bescherming, zou je denken. Dus mag je verwachten dat een dominant-intelligente soort – de mens dus – als de wiedeweerga met ijsbrekers aan de gang gaat om al die bevroren binnenwateren aan gort te bikken teneinde 'ons' zeldzame, kostbare, saffierblauwe kleinood (alsmede andere watervogels) in leven te houden. Mooi niet! Door Hendrick Avercamp*-romantiek overmand, haast de kudde zich bumper aan bumper richting schaatswalhalla, hierbij omgedoopt tot Killing Fields van de ijsvogel. Natuurvriendelijke voornemens en groene idealen trekken voor de zoveelste keer aan het kortste eind. Wederom door het ijs gezakt, kun je stellen. 

*De Amsterdammer Hendrick Avercamp (1585-1634)
was dé schilder van schaatstaferelen. Hij pleegde zijn genrestukken
vol te proppen met betekenisvolle, soms grappige details.




zaterdag 6 februari 2021

Sneeuwvlokje

De Meeste Mensen Deugen, zo heet de bestseller van Rutger Bregman. Ik heb het boek niet gelezen, voornamelijk vanwege de titel, die ik een open deur van jewelste vind. Volstrekt logisch namelijk dat de meeste mensen deugen, want dat dicteert onze biologie nu eenmaal. We zijn groepsdieren en die zijn van nature gebaat bij deugdzaamheid jegens elkaar en onze omgeving. Dit alles voor eigen welzijn, dat weer wel.
Dat wij meestal deugen ontdek je vooral in het ziekenhuis. Daar was ik de laatste tijd met enige regelmaat te vinden - niet voor mezelf overigens. Werkelijk iedereen was er voorkomend, invoelend, begripvol, ondersteunend, kortom de hemel op aarde, nu ja, een soort van. Artsen, verplegend en ondersteunend personeel, alsmede patiënten en bezoekers onderling, allemaal even aardig. ‘Op zaal’ lag men in al zijn (m/v) ontluistering en onzekerheid elkaar bij te staan of op te peppen. Lotsverbondenheid en medemenselijkheid ten top, dacht ik met een van warmte overlopend hart.
Weer buiten de poorten van het ziekenhuis verdampte mijn beeld echter als een verdwaald sneeuwvlokje in Timboektoe. Met name toen ik direct na de slagboom van de parkeerplaats weer deelnam aan het verkeer. Automobilisten die je nauwelijks ruimte gunnen in te voegen: geïrriteerd op je bumper zitten omdat je ze belemmerd in hun (te hoge) tempo; boze gezichten achter malende ruitenwissers. Ik verlangde daardoor eigenlijk rechtstreeks om te keren richting ziekenhuis. Goed, da's misschien een tikkie overdreven, maar men voelt vast met mij mee. U en ik deugen immers.