De
Meeste Mensen Deugen, zo heet de bestseller van Rutger Bregman. Ik
heb het boek niet gelezen, voornamelijk vanwege de titel, die ik een
open deur van jewelste vind. Volstrekt logisch namelijk dat de meeste mensen
deugen, want dat dicteert onze biologie nu eenmaal. We zijn groepsdieren en die
zijn van nature gebaat bij deugdzaamheid jegens elkaar en onze
omgeving. Dit alles voor eigen welzijn, dat weer wel.
Dat wij meestal deugen ontdek je vooral in het ziekenhuis. Daar was ik de laatste tijd met enige regelmaat te vinden - niet voor mezelf overigens. Werkelijk iedereen was er voorkomend, invoelend, begripvol, ondersteunend, kortom de hemel op aarde, nu ja, een soort van. Artsen, verplegend en ondersteunend personeel, alsmede patiënten en bezoekers onderling, allemaal even aardig. ‘Op zaal’ lag men in al zijn (m/v) ontluistering en onzekerheid elkaar bij te staan of op te peppen. Lotsverbondenheid en medemenselijkheid ten top, dacht ik met een van warmte overlopend hart.
Weer buiten de poorten van het ziekenhuis verdampte mijn beeld echter als een verdwaald sneeuwvlokje in Timboektoe. Met name toen ik direct na de slagboom van de parkeerplaats weer deelnam aan het verkeer. Automobilisten die je nauwelijks ruimte gunnen in te voegen: geïrriteerd op je bumper zitten omdat je ze belemmerd in hun (te hoge) tempo; boze gezichten achter malende ruitenwissers. Ik verlangde daardoor eigenlijk rechtstreeks om te keren richting ziekenhuis. Goed, da's misschien een tikkie overdreven, maar men voelt vast met mij mee. U en ik deugen immers.
Dat wij meestal deugen ontdek je vooral in het ziekenhuis. Daar was ik de laatste tijd met enige regelmaat te vinden - niet voor mezelf overigens. Werkelijk iedereen was er voorkomend, invoelend, begripvol, ondersteunend, kortom de hemel op aarde, nu ja, een soort van. Artsen, verplegend en ondersteunend personeel, alsmede patiënten en bezoekers onderling, allemaal even aardig. ‘Op zaal’ lag men in al zijn (m/v) ontluistering en onzekerheid elkaar bij te staan of op te peppen. Lotsverbondenheid en medemenselijkheid ten top, dacht ik met een van warmte overlopend hart.
Weer buiten de poorten van het ziekenhuis verdampte mijn beeld echter als een verdwaald sneeuwvlokje in Timboektoe. Met name toen ik direct na de slagboom van de parkeerplaats weer deelnam aan het verkeer. Automobilisten die je nauwelijks ruimte gunnen in te voegen: geïrriteerd op je bumper zitten omdat je ze belemmerd in hun (te hoge) tempo; boze gezichten achter malende ruitenwissers. Ik verlangde daardoor eigenlijk rechtstreeks om te keren richting ziekenhuis. Goed, da's misschien een tikkie overdreven, maar men voelt vast met mij mee. U en ik deugen immers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten