donderdag 18 februari 2021

Arnhem

Hij is van mijn generatie, kaal en gedrongen, heeft een pluizige baard, het nodige overgewicht en een vermoeid gezicht. De man woont niet ver van mij vandaan. Ik kom hem dan ook nogal eens tegen tijdens mijn loopje naar de buurtsuper, vaak met een vrouw aan zijn zijde. De laatste tijd gaat hij echter solo op pad, maar dan wel achter een rollator. Hij en ik wisselden nooit een woord. Tot op die dag, zeg een jaar geleden, dat hij me staande hield en vroeg of ik in Arnhem had gewoond. Ik zei van niet, waarop hij uitlegde dat ik sprekend leek op een goede kennis uit die stad. Sinds dat korte straatgesprekje zeggen de vermoeid ogende man achter zijn rollator en ik - wellicht ook vermoeid ogend, maar op moment van schrijven nog zonder rollator - elkaar joviaal gedag. Vorige week echter, hield hij me vlakbij de supermarkt opnieuw staande.
Je kent m’n vrouw toch?’
Ehhh, nee, nou ja een beetje van gezicht. Hoezo?’
Ze is eind november overleden. Begin december was de crematie. Ze had alzheimer, zat in het Laarhof, dat verpleeghuis ken je wel, en daar liep ze corona op. Eergisteren kreeg ik haar as binnen. Nu staat ze weer bij mij, is ze weer thuis.’
Geschokt stamelde ik enkele sterkende woorden. Dat hij mij als wildvreemde hierin betrok toonde, naast verdriet, grote eenzaamheid. Had ik hem op dat moment misschien moeten uitnodigen voor een kop koffie of een praatje? Ach, was ik maar zijn goede kennis uit Arnhem.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten