Heel soms krijg ik natte ogen bij muziek, film of tekst. Zoals die keer tijdens War Horse. Deze film toonde de vriendschap tussen mens en dier tijdens WO1, de soldatenhel waarin ook paarden massaal als kanonnenvlees dienden. Ik hield het toen niet droog. Hetzelfde had ik deze week toen ik de slotregels las van De Heren van de Thee, de meesterlijke roman van Hella Haasse (1918-2011). Best vreemd, want ik las dat boek reeds diverse keren; het is een van mijn favorieten. Misschien werd de plots opkomende melancholie opgepookt door de bel wijn die ik tijdens de finale van deze familiegeschiedenis wegklokte, geen idee, maar bij mij viel alles plots samen: Hella Haasse die in hetzelfde jaar als mijn moeder in de Oost het levenslicht zag, het oude Indië en met name Java, de overweldigende natuur in het Preanger-district waarin toen nog tijgers, luipaarden en neushoorns figureerden, zowel de hitte als de stortregens, de mystiek alom, het onderhuidse en ongezegde, de ondoorgrondelijke inlanders (inmiddels een taboewoord), het wel en wee van de Europese plantersgezinnen, het indolente gelummel op hun overdekte veranda's, de Maleise woordjes en uitdrukkingen, het kenmerkend trage tijdsbeeld, de fraai beschreven grandeur tijdens de belle époque in mijn geboortestad Bandoeng, de synchrone geschiedkundige feiten. Dat alles!
Twee dagen later toer ik naar begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam, ik wil de urn van Hella Haasse zien, aanraken, erbij zijn. Noem het rarigheid, sentiment of achting. Maar ook daar hou ik het niet geheel droog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten