Het zit 'm in dat bijvoeglijke naamwoord. Aan Brabant is alles fout - ik schreef er al eerder over. In geen andere provincie vindt men zo veel concentratiekampen voor dieren. Datzelfde geldt voor drugslaboratoria, -dumpplekken en -handel. Verder is het er op de meeste plekken lawaaierig druk, wemelt het van asfalt, drek en smurrie én leven er voornamelijk Brabanders. Dat laatste is het allerergste, want Brabanders vinden zichzelf keigaaf en supergezellig. Zó chaaf en chezellich dat ze iets leuks bedachten.
Eerst bezorgen ze hun honderdduizenden varkens een 6 tot max. 24 maanden durende Auschwitz-experience om ze, als de tijd rijp is, te verdoven middels elektriciteit waarna uiteindelijk hun kelen worden doorgesneden teneinde ze dood te laten bloeden. (Dit zocht ik op.) Het resultaat van deze Caligula-act verwerkt men ten slotte tot iets waar ze in dat supergezellige Snollebollekesland zo trots op zijn dat ze hun provincienaam eraan gecommitteerd hebben: het Brabants worstenbroodje. En door mijn onnozele consumptiedrift voedde ik dit afgrijselijke proces. Een niet te verdedigen blunder mijnerzijds die een dubbele straf opleverde: een peilloos schuldgevoel én een broodje doodgemarteld zwijn dat (me) niet smaakte. Zoals niets smaakt wat uit Brabant komt.
Driemaal zoenen en houdoe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten