zondag 29 augustus 2021

Bruidsreportage

Nederland is een rivierendelta en dus nauwelijks geaccidenteerd, wat zorgt voor eentonigheid. We moeten het dan ook doen met slechts een aardige duinenrij, een paar troebele meren, wat heide- en bosstroken en enkele glooiingen in het zuidoosten - geen buitenlander komt hier dan ook vanwege het landschap. Als klap op de vuurpijl verbruien beton, asfalt en het lawaai van bijna 18 miljoen zielen de toch al geringe schoonheid. (Nee, nu niet meteen gaan mekkeren over dat ene pittoreske dorpje, dat molentje, geveltje, kerkje, dat ophaalbruggetje of die kleurrijke bollenvelden, want dat zijn verhoudingsgewijs slechts zorgvuldig gecultiveerde krenten in een verder smakeloze pap die onze landje qua looks op de menukaart heeft staan.)
En toch.
En toch ben ik blij dat ik hier leef, dat ik Nederlander ben. Dat realiseerde ik me opnieuw toen ik langs de Houtribsluizen fietste. Op de zonovergoten parkeerplaats naast de schutsluis stopte een roomkleurige Alfetta. De Italiaanse volbloed, uit de jaren zeventig van de vorige eeuw, had direct mijn volle aandacht. Aan zijn antenne wapperde een fiere witte strik. Uit de klassieker stapte achtereenvolgens een chauffeur, een fotograaf en, als laatste, een beeldschoon bruidspaar - alle vier polderblond én van de vrouwelijke kunne. De ene bruid droeg een scherp gesneden, lavendelblauw pak. De andere was gehuld in een overdadige bruidsjurk; de klassieke witte explosie, zeg maar. Het dameskoppel vormde zodoende een betoverend plaatje, zeker met als achtergrond de goed gevulde sluiskolk waarin elegante plezierjachten en stoere vrachtschepen geduldig op doorvaart wachtten. De fotograaf (mag fotografe nog?) kon zich daardoor heerlijk uitleven. Goed te zien was ook hoe de vele bootjes- en dagjesmensen in en rond de Houtribsluizen deze glamoureuze bruidsreportage konden waarderen. Het is onder andere om dit soort uitingen dat ik blij ben in Nederland te leven. 
En dat eentonige landschap? Ach, alles went. 
Uiteindelijk.   

Klik HIER 
voor een zeer korte fotoserie van Lelystad waarin meerdere shots van 
de Houtribsluizen, de plek waar het beschreven tafereel zich afspeelde

zondag 22 augustus 2021

Quad non

IJdeltuit als ik ben, zoek ik immer mogelijkheden mijn verschijning te vervolmaken. Dat is te zeggen, mits het me niet al te veel energie, tijd, ongemak en geld kost. Ik zou dus nooit - zoals sommige voetbalvrouwen - een tas van Gucci à raison van 1890 euro aanschaffen. Maar weer wel een granny smith-kleurig brillenkoordje van 2,99 bij Bol.com, inclusief bezorgkosten. En warempel, Narcissus vond zichzelf er spoorslags een stuk aantrekkelijker mee.
Mijn leesbril is suf. Maar nu deze suffe fok voorzien is van dat flashy felgroene koordje zie ik er ineens pittiger uit. Meer pit is meer seks, jeuïg gezegd, toch? Om die reden laat ik het leesbrilletje nu nagenoeg 24/7 aan zijn opvallende koordje voor mijn man boobs bungelen. Ook als ik naar de glasbak loop, mijn vierwieler voltank of langs een terras paradeer. Kijk mij. En met succes, want ik meen nu toch heus meer bewondering te oogsten. Logisch, een met zorg uitgekozen brillenkoordje doet in een fractie van een seconde - volgens wetenschappers is dat ruim voldoende - een persoon met uitgelezen smaak vermoeden. Tevens iemand die leesvaardig is, wat een zekere intelligentie vereist in een wereld vol emoji's. Mocht ik er ook nog terloops een lapje poëzie van Lucebert of Ida Gerhardt bij uitkramen, of een frase in het Latijn (tip: een simpel quad non is vaak heel bruikbaar), zou ik zelfs erudiet over kunnen komen. En kijk, dát is nou mijn grote doel, dat mensen denken: goh, wat een superinteressante senior, zo energiek, beschaafd, intelligent én voorzien van verfijnde smaak.
Beste mensen, wees gerust, ik besef heus wel dat zo’n lullig brillenkoordje niemand echt aantrekkelijker maakt. Iets met een aap en goud. Maar dat geldt ook voor een Gucci tas van 1890 euro. Hoe komt het toch dat de gemiddelde voetbalvrouw zo bovengemiddeld dom lijkt? Haast haar vent.



zondag 15 augustus 2021

Joop

(Dit tekstje publiceerde ik vijf en een half jaar terug.)

Gelijktijdig arriveerden we voor de dierenartsenpraktijk: een stel in een zilvergrijze Mercedes C-Klasse en ik op mijn fiets. Doordat de grote sedan moeite had met parkeren, verscheen ik als eerste voor de balie waarachter de als altijd vriendelijke praktijkassistente. Als vaste klant vroeg ik voor mijn bejaarde rode kater Joop - thuis behaaglijk slapend op de tweezitsbank - om insuline en 'n voorraadje injectienaalden. 
De Mercedes-mensen stapten intussen achter mij langs zwijgzaam binnen en namen plaats in de open wachtruimte. Ze hadden een afspraak, dat was duidelijk. Het was een gedistingeerd duo. Vijftigers. De man hield op zijn schoot een laag open mandje waarin een behaaglijk kussentje. Op dat kussentje lag een kat, een cyperse. Het beestje was wakker en observeerde rustig zijn omgeving. Vond ik opvallend, katten blijven bij een dierenarts meestal niet zo kalm in een open mandje liggen.
Nonchalant leunend tegen de balie wachtte ik lang op de insuline voor mijn Joop. Dat spul moest van ver komen, ergens uit een koeling in een achterkamer. Buiten mij en het stel met de kat in het mandje was er nu niemand in de wachtruimte aanwezig. We keken strak voor ons uit, de klok tikkend, de stilte drukkend. Ik verlangde naar enig geluid. 
‘Wat is-ie rustig,’ zei ik wijzend naar hun kat.
Even bleef het stil.
‘Dit zijn haar laatste minuten,’ sprak de vrouw zacht waarna prompt de man een pijnlijke grimas trok en in hartverscheurend snikken uitbarstte.
‘Och jee,’ kreunde ik, terwijl de man zijn jammerende gezicht achter beide handen verborg.
Gelukkig keerde op dat moment de praktijkassistente terug met mijn bestelling in haar hand. Ik pinde, zei haar gedag en wenste het verdrietige stel heel veel sterkte.
Thuis gekomen, lag Joop nog steeds op mijn tweezitsbank te knorren. Ik keek naar zijn ademhaling en dacht, hoe lang heb jíj nog? Ik wilde het niet weten.

Joop is nu al ruim vijf jaar dood. Ik mis hem nog vrijwel dagelijks



zondag 8 augustus 2021

Uitvaart

Een zaal vol mensen is voor mij geen pretje. Liefst duik ik dan weg in de achterhoede. Dat heb ik in theaters, bioscoopzalen, maar ook in de aula van een uitvaartcentrum. In dat geval wurm ik me meestal, behendig meanderend tussen de rouwenden, naar de achterste rij en dan graag aan een gangpad. Vanaf deze laatste linie kan ik de ingetogen, trieste sfeer het beste behappen. De toespraken, de gekozen muziek en de tegenwoordig onvermijdelijke beeldshow houden me vervolgens redelijk bij de les. Zo dien ik mijn tijd wel uit tussen het treurende volk.
Achteraan én aan een gangpad zitten heeft echter een flinke keerzijde, leert mijn aula-ervaring. Dat bleek vorige week weer eens, tijdens de crematieplechtigheid van een oude vriend. Ik werd tegen het einde van de voorstelling plots op mijn schouder getikt door een stemmig geklede dame van de uitvaartorganisatie. Ze verzocht mij naar voren te lopen om afscheid te nemen bij de kist – als eerste. De anderen zouden mij volgen, rij voor rij. 
En daar ging ik als centrumspits naar het zo geteisterde front, alwaar men mijn verschijning uit een mist van verdriet zag opdoemen. Tijdens die loodzware gang bekropen me banale gedachten die weinig met piëteit jegens de overledene te maken hadden.
Loop ik te snel of juist te langzaam? Hoe lang zal ik voor de kist blijven staan? Een seconde is kort, dus drie is beter, maar langer weer niet. En hoe neem ik, in ieders zicht, afscheid? De kist even aanraken, wat prevelen of is een hoofdknik voldoende? Staat mijn gulp open? Djiezus, ik heb mijn overhemd niet gestreken! En er groeien vast haren uit mijn oren. Heb ik mijn smoel in de goede plooi? Moet ik links- of rechtsom afdraaien van de kist? En ten slotte: waar is hier de nooduitgang?

zondag 1 augustus 2021

Stuk of kapot?

Bij de zebra voor de entree van Batavia Stad kneep ik in de remmen voor twee overstekende vrouwen. Ze waren beiden vrij klein, een beetje dik, rond de dertig en keken stuurs. Het duo had de handen letterlijk vol aan nieuwe aankopen; ik telde minstens twaalf kledingzakken, drie aan iedere arm. Die zakken schreeuwden brandnames als Desigual, Puma, BALR., Superdry, Skechers en weet ik veel; ik werd al moe van het kijken naar dit gesjouw. Niet alleen liepen de vrouwen vanwege hun volle zakken tamelijk breeduit, ook hielden ze wat afstand van elkaar tijdens hun oversteek richting parkeerterrein. Ik bespeurde enige afkeer bij ze. Terecht, zo bleek.
‘Jij maakt mijn leven stuk,’ hoorde ik de linker ineens zeggen.
‘Nee, jij maakt míjn leven stuk,’ reageerde de rechter al net zo boos, om het vervolgens samen te vatten: ‘Wij maken gewoon mekáárs leven stuk.’ 
Ongewild was ik getuige van een afbrokkelende relatie, maar wie weet viel het mee. Immers, een 'stuk leven’ klinkt nog altijd beter dan bijvoorbeeld een 'kapot, vernield of verwoest leven’: een (taal)gevoelskwestie. Waar een kapotte relatie einde verhaal lijkt, is een stukke relatie misschien nog op te lappen. Tenminste, indien je dat zou willen, want solo voorkomt toch best een hoop gezeik. Voorbeeld: wie in z'n uppie shopt, hoeft met niemand rekening te houden. 
Sowieso kan geslenter naast een koopjeshongerige partner door de zomerdrukte van Batavia Stad Fashion Outlet, met daarbij het onvermijdelijke passen van kleding in zweterige hokjes, zomaar het begin inluiden van het relationele einde.