zondag 8 augustus 2021

Uitvaart

Een zaal vol mensen is voor mij geen pretje. Liefst duik ik dan weg in de achterhoede. Dat heb ik in theaters, bioscoopzalen, maar ook in de aula van een uitvaartcentrum. In dat geval wurm ik me meestal, behendig meanderend tussen de rouwenden, naar de achterste rij en dan graag aan een gangpad. Vanaf deze laatste linie kan ik de ingetogen, trieste sfeer het beste behappen. De toespraken, de gekozen muziek en de tegenwoordig onvermijdelijke beeldshow houden me vervolgens redelijk bij de les. Zo dien ik mijn tijd wel uit tussen het treurende volk.
Achteraan én aan een gangpad zitten heeft echter een flinke keerzijde, leert mijn aula-ervaring. Dat bleek vorige week weer eens, tijdens de crematieplechtigheid van een oude vriend. Ik werd tegen het einde van de voorstelling plots op mijn schouder getikt door een stemmig geklede dame van de uitvaartorganisatie. Ze verzocht mij naar voren te lopen om afscheid te nemen bij de kist – als eerste. De anderen zouden mij volgen, rij voor rij. 
En daar ging ik als centrumspits naar het zo geteisterde front, alwaar men mijn verschijning uit een mist van verdriet zag opdoemen. Tijdens die loodzware gang bekropen me banale gedachten die weinig met piëteit jegens de overledene te maken hadden.
Loop ik te snel of juist te langzaam? Hoe lang zal ik voor de kist blijven staan? Een seconde is kort, dus drie is beter, maar langer weer niet. En hoe neem ik, in ieders zicht, afscheid? De kist even aanraken, wat prevelen of is een hoofdknik voldoende? Staat mijn gulp open? Djiezus, ik heb mijn overhemd niet gestreken! En er groeien vast haren uit mijn oren. Heb ik mijn smoel in de goede plooi? Moet ik links- of rechtsom afdraaien van de kist? En ten slotte: waar is hier de nooduitgang?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten