Om assimilatieproblemen te voorkomen - vooral verwacht onder Nederlanders van kleur, 'bruintjes' in de volksmond - stelde Den Haag een wijze raad aan, geleid door mr. Ph.H.M. Werner, secretaris-generaal van het ministerie van Maatschappelijk Werk. Na gedane arbeid, in 1952, diende de goede man zijn eindrapport in, later bekend als het Werner-rapport.
In het stuk werd onder andere geconcludeerd dat ‘Oosterse Nederlanders’ na repatriëring het hier niét zouden redden. De verklaring¹ luidde: ‘Zij blijven kinderen van een tropisch land met een daaraan inhaerent [sic] verbonden laag arbeidstempo en andere specifieke Oosterse eigenschappen en gedragingen, welke in het kader der verhoudingen in Nederland economisch niet aanwendbaar zullen zijn.’ (Lees deze zin gerust nog eens.)
Een jaar eerder had prof. dr. R.F.A. Altman, hoogleraar aan de landbouwhogeschool, voorgesteld om ‘de Indische-Nederlanders naar het Amazone-gebied van Brazilië te doen emigreren’. Zijn uitleg²: ‘Deze “groene hel” heeft ongeveer eenzelfde natuur, ongeveer dezelfde flora, dezelfde huizen en dezelfde mensentypen als Java.'
Een jaar eerder had prof. dr. R.F.A. Altman, hoogleraar aan de landbouwhogeschool, voorgesteld om ‘de Indische-Nederlanders naar het Amazone-gebied van Brazilië te doen emigreren’. Zijn uitleg²: ‘Deze “groene hel” heeft ongeveer eenzelfde natuur, ongeveer dezelfde flora, dezelfde huizen en dezelfde mensentypen als Java.'
Eerlijk gezegd stond ik tijdens het schrijven van dit blogje op het punt om vol op het orgel te gaan door de bekrompenheid van genoemde aanbevelingen. Maar na diep in- en uitademen moet ik toch schoorvoetend bekennen dat het over onze geschiedenis wel erg makkelijk oordelen is met de kennis van nu. Zo mag niet worden vergeten dat Nederland er destijds, begin vijftiger jaren, wel heel beroerd voorstond. Ons land kwam berooid en in gruizels uit de oorlog, de wederopbouw was amper begonnen, woningnood heerste alom, dus aan meevreters was effe weinig behoefte. Ten slotte was daar vanzelfsprekend ook nog zoiets als het aloude onbekend-maakt-onbemind, oftewel xenofobie, een vorm van terughoudendheid die altijd meespeelt aangezien het ons van nature is ingegeven. Daarom sluit ik toch maar af met een soedah, het mooie woord van berusting dat meekwam uit de Oost. Samen met, om wat te noemen, gado gado en Patty Brard.
Bronnen: ¹Het Vrije volk van 31 oktober 1952 en ²De Telegraaf van 24 oktober 1951.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten