zondag 23 juni 2024

Rare sokken

Onze knokkels schampten haast, zo dicht passeerden we elkaar. Het fietspad was ter plekke erg smal vanwege het overhangende loof. De vrouw en ik hadden tijdens onze krappe passage kort oogcontact, knikten gedag en vervolgden onze weg, ieder een kant op. Maar drie seconden later hoorde ik achter me een harde roep. Ik keek om, kneep in de remmen, vreesde dat er iets aan de hand was. Ook de vrouw was tot stilstand gekomen, pakweg dertig meter achter me. Ik zag hoe ze haar fiets keerde waarna ze weer mijn richting opstoomde. Ik wachtte, niet wetend waarop.
     Dichterbij gekomen zag ik een generatiegenoot op een elektrische fiets van het merk Stella, ofschoon dat laatste nu weer niet zo heel belangrijk is. Ikzelf reed op een RIH, zonder trapondersteuning, maar ook dát doet er hier niet toe. Ja sorry hoor, maar ik vind het gewoon leuk om over dit soort onbenulligheden uit te wijden. Als schrijver heb je die vrijheid, wat je niet kunt zeggen van een journalist in Noord-Korea. Gelukkig werk ik niet voor Kim Jong Un maar louter voor mezelf. Bijkomend voordeel van dit soort omtrekkend gezwets is dat de spanning toeneemt. Vergelijk het met een vertragingstechniek die het voortvloeisel nog even uitstelt.
     ‘Jou moet ik hebben, je bent toch Ruud Nagel?’ Ontkennen had geen zin, ik was er gloeiend bij, zette me schrap.
     Ze ging verder: ‘Ik heb een bundeltje van je gelezen. En ik vind het zó leuk, echt. Ik herken ook zoveel omdat je over hier schrijft, deze omgeving.’
     ‘Zó, mijn dag kan niet meer stuk,’ zei ik opgelucht. Gevolgd door een vals bescheiden: ‘Och, die verhaaltjes gaan eigenlijk nergens over.’
     ‘Niks hoor, ik vind ze wel ergens over gaan. En ze zijn grappig. Ik heb altijd gezegd dat als ik jou zou tegenkomen, dat ik dit tegen je zou zeggen. En dat doe ik dus nú, bij deze. Al eerder zag ik je wel eens fietsen, in de Kempenaar, waar ik woonde. Maar sinds ik verhuisd ben zie ik je nooit meer. Ik dacht nog: er zal toch niks met hem aan de hand zijn? Ik weet nog goed hoe ik je, toen nog in de Kempenaar, eens voorbij zag gaan met van die rare sokken in bruine sandalen. En het grappige was dat je daarover juist iets schreef in een van die stukjes. Dat je mode-technisch gezien tegenwoordig eigenlijk geen sokken in sandalen mocht dragen. Maar dat je dat toch deed, want je had er maling aan. Vond ik toch zó toevallig en zó grappig! En o ja, ik geniet ook altijd van “je begeleidster”, hahaha.’
     Ik lachte terug, vertelde dat ik op die uitdrukking wel eens commentaar kreeg. Dat ik daarom die term in het vervolg probeer te omzeilen.
     ‘Niet doen, ik vind “begeleidster” juist zo leuk klinken. Lekker dubbelzinnig.’
     Degenen die mij een beetje kennen weten dat ik alras met een literaire zwelling vanjewelste stond te glimmen. Excuus, ik geef direct toe dat ik met deze woordkeuze iets te veel hunker naar goedkoop effect. Maar zonder gekheid, zo’n spontaan en ongedwongen gesprek doet een mens verdomd goed, zeker als het een onzeker schrijvertje betreft dat in het bezit is van een onevenredig groot ego.
     Tineke, want zo heette ze, en ik keuvelden nog eventjes door om uiteindelijk in tegengestelde richting fietsend tussen het overhangende loof op te lossen. Ik op mijn RIH zonder trapondersteuning. Zij op haar Stella mét.

2 opmerkingen:

  1. Nog maar een compliment : het is genieten van je schrijfstijl en taalgebruik ! Zo, ga nou maar naast je schoenen lopen , dat mag

    BeantwoordenVerwijderen