Knippen is eigenlijk het verkeerde werkwoord. Scheren is het meer want ik gebruik een tondeuse. Bij een tondeuse denk je al gauw aan ultrakort of overal-even-lang. Da's bij mij anders; ik tracht mezelf een heuse coiffure aan te meten. Kuif, bovenkant, flanken, bakkebaarden, een naadloos aflopende achterkant: alles naar believen op lengte en in de juiste verhouding. The full monty. Dat houdt in dat ik druk ben met allerlei opzetstukjes, met een hulpspiegeltje voor achterhoofd en nek, en bovenal door er heel veel gevoel in te leggen. Kunst- en vliegwerk, zeg je dan.
Natuurlijk is het resultaat verre van perfect. Altijd zijn er onregelmatigheden. Uitschieters of flinke happen in het snoeiwerk zijn eerder regel dan uitzondering. Maar als man van zekere leeftijd met uitdunnend haar maak ik daar geen groot punt van. Je loopt hooguit twee weken voor schut en daarna ziet niemand er meer iets van. Wat meehelpt is dat ik niet zo van een strakke dakbedekking ben; het mag best een beetje nonchalant ogen.
Plaats van handeling is de badkamer, de meest besloten maar vooral praktische ruimte. De vloer is verwarmd, de belichting goed en de spiegel groot. De klus doe ik in adamskostuum, want alleen al bij het idee aan stoppeltjes en haartjes in m'n goed krijg ik kriebelitis. Ben ik klaar, dan vlugjes met de stofzuiger over de tegelvloer om direct daarna onder de warme douche te stappen en na te genieten, vooral als ik zie hoe al dat jeukerige haarafval via lijf en leden naar het afvoerputje spoelt. Met nieuwe energie én een frisse coupe neem ik even later weer deel aan het leven – ik voel me kortstondig als herboren. Voor reïncarnatie light hoef je niet eerst dood.