zondag 12 oktober 2025

Reïncarnatie

Al heel wat jaren knip ik mijn haren zelf. Dat komt door kappersvrees. Ik ervaar een kappersstoel als dwangbuis. Je zit ingepakt, kunt bij een paniekaanval niet weg en wordt tijdens je knipbeurt min of meer gedwongen tot sociale blabla.
     Knippen is eigenlijk het verkeerde werkwoord. Scheren is het meer want ik gebruik een tondeuse. Bij een tondeuse denk je al gauw aan ultrakort of overal-even-lang. Da's bij mij anders; ik tracht mezelf een heuse coiffure aan te meten. Kuif, bovenkant, flanken, bakkebaarden, een naadloos aflopende achterkant: alles naar believen op lengte en in de juiste verhouding. The full monty. Dat houdt in dat ik druk ben met allerlei opzetstukjes, met een hulpspiegeltje voor achterhoofd en nek, en bovenal door er heel veel gevoel in te leggen. Kunst- en vliegwerk, zeg je dan.
     Natuurlijk is het resultaat verre van perfect. Altijd zijn er onregelmatigheden. Uitschieters of flinke happen in het snoeiwerk zijn eerder regel dan uitzondering. Maar als man van zekere leeftijd met uitdunnend haar maak ik daar geen groot punt van. Je loopt hooguit twee weken voor schut en daarna ziet niemand er meer iets van. Wat meehelpt is dat ik niet zo van een strakke dakbedekking ben; het mag best een beetje nonchalant ogen.
     Plaats van handeling is de badkamer, de meest besloten maar vooral praktische ruimte. De vloer is verwarmd, de belichting goed en de spiegel groot. De klus doe ik in adamskostuum, want alleen al bij het idee aan stoppeltjes en haartjes in m'n goed krijg ik kriebelitis. Ben ik klaar, dan vlugjes met de stofzuiger over de tegelvloer om direct daarna onder de warme douche te stappen en na te genieten, vooral als ik zie hoe al dat jeukerige haarafval via lijf en leden naar het afvoerputje spoelt. Met nieuwe energie én een frisse coupe neem ik even later weer deel aan het leven – ik voel me kortstondig als herboren. Voor reïncarnatie light hoef je niet eerst dood.


zondag 5 oktober 2025

Als God in Frankrijk

Ik zit weer eens te luilakken op een bankje bij de jachthaven. Niemand om me heen en geen wolkje aan de lucht, letterlijk. Bovendien is het zo windstil dat ik het IJsselmeer niet hoor kabbelen, noch het oevergewas ruisen. De rust. Het hoofd lichtjes opwaarts gericht, baad ik met dichte ogen in de lage oktoberzon die recht op mijn toet staat.
     Ineens maakt aan de binnenzijde van mijn oogleden het warme oranjerood plaats voor dreigend donkerpaars. Ik open de luiken, schrik van het silhouet dat pal in mijn zonnetje staat. De blik scherper gesteld, zie ik een heerschap met een aangelijnde teckel.
     ‘Als God in Frankrijk,’ zegt de man met een lachkrulletje. 
     ‘Inderdaad,’ is het enige wat ik zo gauw weet uit te brengen.
     Zijn teckel besnuffelt intussen ongevraagd mijn broekspijpen. Dat mag, ik heb niks tegen honden. Integendeel, zeker teckels. Ik ga verzitten, aai het beestje over zijn kop, zijn nek, zijn lange rug.
     ‘Is hij of zij een ruwharige of een langharige,’ vraag ik om maar wat te zeggen.
     ‘Ruwharig, maar op zijn kop is het inderdaad wat aan de lange kant. Verder is-ie helemaal in orde hoor. Wel heeft hij last van zijn oortjes. Hij luistert gewoon nooit. Oost-Indisch doof, zeg je dan. Maar och, dat typeert het soort.’
     De man praat een tikkie geaffecteerd, net leuk. Hij doet mij in de verte denken aan een jonge Frits Bolkestein, qua uiterlijk maar vooral door zijn dictie. Welbespraakt, erudiet, een en al beschaving. Rechter bij de Hoge Raad, medisch directeur, kasteelheer?
     ‘Kom Dirk, we moeten verder. En u een fijne voortzetting gewenst.’
     Ik kijk het duo na over het smalle klinkerpad langs het water. De een kuiert, de ander trippelt parmantig. Ze verlaten het paadje en dalen trapsgewijs af naar de houten steiger die behangen is met pleziervaartuigen. Ergens halverwege stappen de man en zijn eigenwijze teckel over van de steiger naar het plankier van de Belle Brise, een elegant zeiljacht. Het past ze uitstekend. Bolkestein en Dirk op een patjepeeërig motorjacht zou hebben misstaan.

Frits Bolkestein in 1988                             Foto: Wikipedia