In dat verband moest ik denken aan Michel Houellebecq, de beroemde auteur wiens oeuvre vooral in het teken staat van de lelijkheid, kilte en vooral het dierlijke in de mens. De mateloos incorrecte Fransoos liet het hoofdpersonage uit een van zijn romans eens het volgende pleidooi houden:
‘Wat me tegenhield [het vaderschap] was niet alleen de
gerechtvaardigde afkeer die elke man met een normaal gestel bevangt bij het
zien van een baby; het was niet alleen de diepgewortelde overtuiging dat een
kind een soort perverse, van nature wrede dwerg is bij wie meteen de ergste
trekken van de soort zijn terug te vinden, en van wie huisdieren zich
voorzichtigheidshalve wijselijk afkeren. Het was ook iets wat dieper ging,
namelijk afschuw, onvervalste afschuw van de permanente lijdensweg die het
menselijk bestaan is. Het feit dat de menselijke zuigeling als enige in het
hele dierenrijk direct zijn aanwezigheid op de wereld kenbaar maakt door middel
van onafgebroken gehuil van pijn, betekent uiteraard dat hij pijn lijdt, dat
hij ondraaglijke pijn lijdt. Misschien komt het door het verlies van de vacht,
waardoor de huid zeer gevoelig is geworden voor temperatuurwisselingen, terwijl
hij niet echt bescherming kan bieden tegen de aanvallen van parasieten,
misschien is het een abnormale gevoeligheid van de zenuwen, een of andere
constructiefout. In elk geval ziet iedere onpartijdige waarnemer dat het
menselijk individu niet gelukkig kan zijn, dat het op geen enkele manier
gemaakt is voor het geluk en geen andere bestemming kan hebben dan het om zich
heen verspreiden van ellende door andermans bestaan net zo ondraaglijk te maken
als dan van zichzelf – waarbij zijn eerste slachtoffers over het algemeen zijn
ouders zijn.’
Houellebecq is een heerlijk autistische, zwartgallige misantroop.
Ik lees hem graag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten