Twee uur later zit ik in de waterbus die mij over de Noord van Dordrecht naar halte Erasmusbrug in hartje Rotjeknor vaart. Met die zo bepalende Statenvergadering nog in het achterhoofd stel ik me de vraag of ik eigenlijk wel van dit/mijn land hou. Lastig, want fervent nationalisme is me vreemd. [Nee, ik ben beslist óók geen wereldburger, dat vind ik modieus backpackersgezwets.] Maar varend - in gezelschap van veel ahh en ohh roepende buitenlandse toeristen - langs de scheepswerven, expressieve infrastructuur en architectuur van misschien wel het meest dynamisch stukje Nederland, zou mijn antwoord kùnnen zijn: Uhh, soms best wel.
dinsdag 29 september 2015
Ahh, ohh & uhh
‘Jahaaa, hiér
gebeurde het!,’ hoor ik naast me. ‘Jahaaa, hiér is het allemaal begonnen!,’ vervolgt
hij. Ik kijk de vreemdeling aan, en knik begrijpend. De man heeft gelijk
want hiér gebeurde het, hiér was de geboorte ons land. Ik sta namelijk in het
Hof van Nederland, op de binnenplaats van het voormalige Augustijner klooster in
hartje Dordrecht - was er nog nooit. Hier werd tijdens de Eerste Vrije
Statenvergadering van 1572 de basis gelegd voor de Republiek, de opmaat naar
onze huidige natie. Ik snuffel dan ook nieuwsgierig rond op deze intieme plaats
en kijk naar de ramen waarachter de Hollandse en West-Friese afgezanten
destijds hun besluit namen. Mooi wel.
Twee uur later zit ik in de waterbus die mij over de Noord van Dordrecht naar halte Erasmusbrug in hartje Rotjeknor vaart. Met die zo bepalende Statenvergadering nog in het achterhoofd stel ik me de vraag of ik eigenlijk wel van dit/mijn land hou. Lastig, want fervent nationalisme is me vreemd. [Nee, ik ben beslist óók geen wereldburger, dat vind ik modieus backpackersgezwets.] Maar varend - in gezelschap van veel ahh en ohh roepende buitenlandse toeristen - langs de scheepswerven, expressieve infrastructuur en architectuur van misschien wel het meest dynamisch stukje Nederland, zou mijn antwoord kùnnen zijn: Uhh, soms best wel.
Twee uur later zit ik in de waterbus die mij over de Noord van Dordrecht naar halte Erasmusbrug in hartje Rotjeknor vaart. Met die zo bepalende Statenvergadering nog in het achterhoofd stel ik me de vraag of ik eigenlijk wel van dit/mijn land hou. Lastig, want fervent nationalisme is me vreemd. [Nee, ik ben beslist óók geen wereldburger, dat vind ik modieus backpackersgezwets.] Maar varend - in gezelschap van veel ahh en ohh roepende buitenlandse toeristen - langs de scheepswerven, expressieve infrastructuur en architectuur van misschien wel het meest dynamisch stukje Nederland, zou mijn antwoord kùnnen zijn: Uhh, soms best wel.
zaterdag 26 september 2015
Pinda's
Indo’s zijn
doorgaans welgemanierd, voorkomend en bijzonder aangepast. Maar vanzelfsprekend
bevinden zich onder hen ook regelrechte eikels. Helaas werken een paar van hen bij
‘mijn’ toko. Deze Pinda’s, waarvan
sommigen beslist al AOW vangen, bezitten een attitude diametraal tegenover die
van de jongens en meiden van McDonald’s die je immer klantvriendelijk,
blijmoedig en snel bedienen. Bij genoemde toko vinden ze het al heel wat om je gedag
te knikken. Hun houding is indolent (!) dan wel stoïcijns, desondanks laten ze
je nauwelijks de kans te kiezen tussen de gerechten. Bij de meeste Indische
winkels mag je immers een keuze maken tussen verschillende soorten vlees en
groenten, bijvoorbeeld bij nasi rames. Nee, bij mijn toko bepalen de oudjes dat
liever zelf. Daarbij komt dat ze verschrikkelijk gierig zijn – soms leggen ze bloedbruisend
irritant een petieterig stukje rendangvlees terug, want iets extra’s voor de
klant lijkt een doodzonde. Als klap op de vuurpijl zijn ze schreeuwend duur. Hèt probleem
is echter dat het eten er hemels is, bovendien kakelvers bereid in het muffe keukentje
achterin de winkel. Dus tsja…
Voor mij mogen ze nog lang in dat keukentje rommelen – graag zelfs. Maar het bedienend personeel mag stante pede achter de geraniums. Of achter de kembang sepatu.
Voor mij mogen ze nog lang in dat keukentje rommelen – graag zelfs. Maar het bedienend personeel mag stante pede achter de geraniums. Of achter de kembang sepatu.
woensdag 23 september 2015
Kil
Met een lift
ga je omhoog, vervolgens roetsj je omlaag en daarna maak je je het zo gezellig
mogelijk. Zo ongeveer kun je wintersport omschrijven. Dat laatste - het
gezellig maken – lukt Ebba en Tomas niet erg. Dit Zweedse modelechtpaar is
samen met hun blonde grut neergestreken in een snaarstrak designhotel in de
Franse Alpen. Die ‘ongezelligheid’ ontstond nadat Tomas tijdens dreigend lawinegevaar zichzelf en zijn smartphone belangrijker vond dan de veiligheid van zijn gezin. Ebba bekijkt Tomas hierdoor nu met andere ogen
en Tomas worstelt dientengevolge met zijn zelfbeeld. Ziehier de hoofdlijn in Turist, een film die mij uitermate boeide. De
landschappen zijn prachtig, het acteerwerk is klasse, het geluid (een ruisende stilte) indringend en de sfeer kil en leeg – tja, het is per slot een
Scandinavische film. Het sterkst zijn de scenes in dat uitdrukkingsloze designhotel
waar Ebba en Tomas verblijven, alsmede enkele vrienden van het stel die een wat
onduidelijke bijrul vervullen. Wat heerst zijn vertwijfeling, leegte en langdradigheid - velen
zullen de film daardoor als saai ervaren.
Ofschoon ik skiën stilistisch fraai en erg dynamisch vind, ben ik nog nooit met het verschijnsel wintersport in aanraking geweest. En dat zal waarschijnlijk ook nooit gebeuren. Gewoon geen behoefte aan, en na Turist al helemáál niet. Desalniettemin als film bijzonder intrigerend.
Ofschoon ik skiën stilistisch fraai en erg dynamisch vind, ben ik nog nooit met het verschijnsel wintersport in aanraking geweest. En dat zal waarschijnlijk ook nooit gebeuren. Gewoon geen behoefte aan, en na Turist al helemáál niet. Desalniettemin als film bijzonder intrigerend.
vrijdag 18 september 2015
Haahahatsjiiieeee!
Breeduit lees
ik de krant. Mijn armen wijd uiteen, scan ik de twee opengeslagen pagina’s.
Maar ineens, zonder dat ik het voel aankomen, krijg ik een niesbui van 8,25 op
de schaal van Richter. Aangezien ik met mijn handen de beide uiteinden van de
krant vasthoud, kan ik niet voorkomen dat ik het papier over de volle hoogte en
breedte ondersproei. Weer tot bedaren gekomen, bekijk ik aandachtig mijn
hoofdinhoud die nu van de artikelen afdruipt. Eigenlijk betreft het slechts één
topic dat over beide krantenhelften is verdeeld: het migrantenprobleem.
Verrassend is deze kwestie niet. Grote bevolkingsstromen zoeken zich een weg
uit smeulende regio’s op zoek naar een nieuw Utopia dat ze waarschijnlijk niet
vinden, temeer daar de Utopianen, vaak om best legitieme redenen, niet bepaald
op deze nieuwkomers zitten te wachten. Het resultaat: boze burgers, onlusten en
nog meer frustratie. En hoewel men dit al ver van te voren had kunnen zien
aankomen, kan niemand het tij keren – menselijk handelen in een notendop. Afijn,
om het nog ellendiger te maken zijn de bedrukte bladzijden, die deze misère zo
treffend weergeven, via mijn gezichtsopeningen ook nog eens gemitrailleerd met van
bacillen wemelend slijm en snot. Daarom sla ik snel om naar de volgende pagina.
Deze bevat gelukkig minder drama. En minder smurrie.
dinsdag 15 september 2015
Pesten
Op de laatste
zomerse dag van het jaar zaten we op een terrasje, ergens in de Drentse
hooglanden, met uitzicht op een zwemvijver waarin een klasje schoolkinderen
spetterde. Een jaar of twaalf waren ze; hun twee begeleiders zaten op een
picknickbank. Zo, in zwemkleding, viel me op hoeveel van deze jongens en meiden
overgewicht hadden: zeker een kwart van de klas. Twee van hen waren echt veuls te
dikke jongens met hangwangen, spekruggen en D-cups. De andere dikkerdjes zagen er weliswaar
minder spectaculair uit, maar hun tailles bolden evengoed aan alle kanten.
Een kwart van deze klas viel (mij) dus op vanwege overgewicht. In de tijd dat ik twaalf lentes telde, was slechts 1/40 deel van mijn klas te dik: één jongetje, Eddy.
Eddy werd vaak gepest. Gepest vanwege zijn omvang, die eigenlijk redelijk proportioneel was vergeleken met de obese kindekes bij de Drentse zwemvijver. Met z’n velen geneerden de laatsten zich zo te zien nergens voor - heel anders dan Eddy indertijd, die was niet alleen dik, maar vooral ook alleen.
Zojuist heb ik hem proberen te googelen. Ofschoon hij een weinig voorkomende achternaam had, vond ik geen spoor van mijn oude klasgenoot. Heel jammer, want ik zou hem namens onze hele klas-van-toen willen berichten: sorry, Eddy, echt hartstikke veel spijt.
Een kwart van deze klas viel (mij) dus op vanwege overgewicht. In de tijd dat ik twaalf lentes telde, was slechts 1/40 deel van mijn klas te dik: één jongetje, Eddy.
Eddy werd vaak gepest. Gepest vanwege zijn omvang, die eigenlijk redelijk proportioneel was vergeleken met de obese kindekes bij de Drentse zwemvijver. Met z’n velen geneerden de laatsten zich zo te zien nergens voor - heel anders dan Eddy indertijd, die was niet alleen dik, maar vooral ook alleen.
Zojuist heb ik hem proberen te googelen. Ofschoon hij een weinig voorkomende achternaam had, vond ik geen spoor van mijn oude klasgenoot. Heel jammer, want ik zou hem namens onze hele klas-van-toen willen berichten: sorry, Eddy, echt hartstikke veel spijt.
woensdag 9 september 2015
More
Afgelopen
tijd zijn tal van musea vernieuwd en heropend. Stuk voor stuk prachtig. Er is
wel één nadeeltje: het is er meestal dringen. Dat heeft natuurlijk met de
massale aandacht van doen waar musea tegenwoordig zo graag naar hengelen én met
de beroemde namen waarmee je om de oren wordt geslagen. Drommen toeristen, wachtrijen,
zalen vol stuwende kunstminnaars. Het kan gelukkig anders.
Onlangs bezochten we Gorssel, een zuurstofrijk dorpje ergens tussen Deventer en Zutphen, riant gelegen tussen bossen, heidevelden, lommerrijke lanen en dromerige zandweggetjes. En jawel, sinds kort bevindt zich ook hiér een museum, en wat voor een. Het luistert naar de naam MORE, wat staat voor MOdern REalisme - in volkstaal: griezelig echt. Dit nieuw opgetrokken museum ligt in het hart van Gorssel, daar waar ooit het oude stadhuis stond.
Terwijl C. de tickets afrekende (géén wachtrij) keek ik om me heen en wist dat we goed zaten. MORE is tof, zowel vanbinnen als vanbuiten. Dat laatste vanwege de weldadige ruimte er omheen waar je moeite- en kosteloos kunt parkeren en van waaruit je eventueel ook het dorpje in kunt kuieren. De architectuur is transparant, de zalen, trappenhuis en liften zijn fris en ruimtelijk, het restaurant c.q. grand-café is uitnodigend, de medebezoekers zijn niet overspannen, suppoosten hebben tijd en aandacht voor je en de kunst is verpletterend. More is less, maar niet hier.
Onlangs bezochten we Gorssel, een zuurstofrijk dorpje ergens tussen Deventer en Zutphen, riant gelegen tussen bossen, heidevelden, lommerrijke lanen en dromerige zandweggetjes. En jawel, sinds kort bevindt zich ook hiér een museum, en wat voor een. Het luistert naar de naam MORE, wat staat voor MOdern REalisme - in volkstaal: griezelig echt. Dit nieuw opgetrokken museum ligt in het hart van Gorssel, daar waar ooit het oude stadhuis stond.
Terwijl C. de tickets afrekende (géén wachtrij) keek ik om me heen en wist dat we goed zaten. MORE is tof, zowel vanbinnen als vanbuiten. Dat laatste vanwege de weldadige ruimte er omheen waar je moeite- en kosteloos kunt parkeren en van waaruit je eventueel ook het dorpje in kunt kuieren. De architectuur is transparant, de zalen, trappenhuis en liften zijn fris en ruimtelijk, het restaurant c.q. grand-café is uitnodigend, de medebezoekers zijn niet overspannen, suppoosten hebben tijd en aandacht voor je en de kunst is verpletterend. More is less, maar niet hier.
vrijdag 4 september 2015
Short
Ik haal mijn
korte broek van de waslijn, vouw hem netjes op en voordat-ie in de kast verdwijnt
besnuffel ik ‘m nog even – een aroma van wasmiddel en tintelzilte
westenwind. Het zijn vertrouwde huishoudelijke handelingen, maar vandaag is er
triestheid.
Deze korte broek – short, zeiden we heel kakkineus vroeger thuis - is mijn lievelingskledingstuk. Weliswaar is-ie inmiddels vaal en vormeloos, maar juist daardoor draagt hij zo fijn. Het liefst doe ik dat vier maanden lang, van mei tot eind augustus. Zomerse, lijfelijke genoegens: tegenwind langs schenen, meewind langs kuiten, zon op dijen, koelte rond ballen.
Mijn broek mag dan oud en sleets zijn, hij is precies goed: niet te kort of te lang, niet te zus of te zo. Daarbij: vederlichte stof (tja, een gerenommeerd Germaans buitensportmerk), soepele rits en puike zakken. Ik hou van ‘m, ècht, niet in het minst omdat hij staat voor de mooiste tijd van het jaar. Dat is dan ook de reden van mijn bedruktheid: ik neem vandaag voor lange tijd afscheid van hem. Het is september dus een glorieuze indian summer daargelaten doe ik dit jaar geen beroep meer op deze korte broek. Waarschijnlijk haal ik hem pas over een maand of zeven, acht weer van stal. Tot dan, lieve vriend.
Deze korte broek – short, zeiden we heel kakkineus vroeger thuis - is mijn lievelingskledingstuk. Weliswaar is-ie inmiddels vaal en vormeloos, maar juist daardoor draagt hij zo fijn. Het liefst doe ik dat vier maanden lang, van mei tot eind augustus. Zomerse, lijfelijke genoegens: tegenwind langs schenen, meewind langs kuiten, zon op dijen, koelte rond ballen.
Mijn broek mag dan oud en sleets zijn, hij is precies goed: niet te kort of te lang, niet te zus of te zo. Daarbij: vederlichte stof (tja, een gerenommeerd Germaans buitensportmerk), soepele rits en puike zakken. Ik hou van ‘m, ècht, niet in het minst omdat hij staat voor de mooiste tijd van het jaar. Dat is dan ook de reden van mijn bedruktheid: ik neem vandaag voor lange tijd afscheid van hem. Het is september dus een glorieuze indian summer daargelaten doe ik dit jaar geen beroep meer op deze korte broek. Waarschijnlijk haal ik hem pas over een maand of zeven, acht weer van stal. Tot dan, lieve vriend.
Abonneren op:
Posts (Atom)