Mensenbezoek is niet mijn sterkste kant, maar toch was ik onlangs in Brussel om de verjaardag van mijn
tante bij te wonen. Zij werd negentig en is de laatst levende van de
generatie boven me. Ik had sommigen tientallen jaren niet meer gezien, maar het
weerzien met al die neven en nichten van vaderskant voelde goed. Weliswaar liep iedereen rond met krassen en
deuken (irritant modieus is de term ‘rugzakjes’),
maar dat bedrukte de sfeer geenszins. Treffend was ineens ons inzicht hoe wij vijftigers, zestigers en zeventigers, vroeger tijdens ditzelfde soort verjaardagen, tegen onze
ooms en tantes aankeken. Met een bordje ajam pedis, sambal goreng boontjes, sajoer lodeh en rendang op schoot, spraken deze ouderen dan in kringverband over 'het ouwe Indië', over de 'jeugd van tegenwoordig' en andere soesa, kortom over niet bijster interessante zaken, althans in onze ogen. Jawel, wij jonkies vonden onze opvoeders soms best suf. Maar hier, op
deze verjaardag in Brussel, concludeerden we dat we minstens zo oud waren als onze ouders, ooms en tantes destijds, dat we niet zelden dezelfde trekken vertoonden en ook dat onze onderwerpen niet zo heel veel anders waren. En ook wij hadden een bordje ajam pedis, sambal goreng boontjes, sajoer lodeh en rendang op schoot. Tja.
Mijn lieve, jarige en wijze tante zag
het aan, zei niet veel, maar mogelijk dacht ze des te meer. En onze (klein)kinderen? Die kijken vast hetzelfde tegen ons aan als wij tegen de ouderen van toen. Maar goed,
uiteindelijk zong iedereen hiep, hiep, hoera waarna de kaarsjes op de taart
werden uitgeblazen, hetwelk alleraardigst onze vergankelijkheid symboliseerde. Generatie na generatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten