Plots slaakte de dunne een schreeuw van opwinding. Wij, de andere passagiers op het achterdek van de Evia Star, keken verschrikt op en volgden daarna de wijzende vingers van de twee meiden. Daar, ergens aan bakboord, sprong, dook en spiraalde een groep dolfijnen naar hartenlust over en door het koningsblauwe water. Wat een schoonheid en souplesse; Epke Zonderland leek er een paralympisch atleet bij. En dat alles hadden we te danken aan de oplettendheid van de aan elkaar verkleefde bakvissen die ons wezen op de vissen aan bakboord. Aardige woordspeling, merci, maar echt kloppen doet ze natuurlijk niet, want dolfijnen zijn strikt genomen geen vissen.
Afijn.
En de twee pubermeiden? Ook toen de groep tuimelaars allang weer uit beeld was, bleven ze dromerig over de reling hangen, dicht tegen elkaar, hun paardenstaarten wapperend in de Meltemi. Aan de einder zakte een honingkleurige zon naar de langzaam dovende schittering van de Egeïsche Zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten