dinsdag 21 februari 2017

Luim

Onlangs consulteerde ik mevrouw G, mijn huisarts. Mij mankeerde niets, maar ik wilde weten hoe zij dacht over een vrijwillig levenseinde. Niet dat ik daar nu direct om zit te springen, maar een mensenleven is ongewis. Een beroerte, totale verlamming dan wel coma na een ongeval of ander onheil waardoor je nog nauwelijks kunt communiceren, het overkomt je zomaar. Een uitermate verstikkend idee als je niet 'verder wilt' en je je daarover niet kunt uiten. Om die reden wilde ik, parmantig zwaaiend met een zelf gefabriekte wilsverklaring, wel 'ns weten of mijn huisarts in zulke situaties bereid was mij middels een spuitje naar de eeuwige jachtvelden te helpen.
‘Ik heb geen principiële bezwaren, als u dat bedoelt,’ stelde ze mij meteen gerust. ‘Mijn collega, mevrouw V., weer wel. Maar mocht er zich zo’n casus voordoen dan kunnen we dat onderling oplossen.’ Voor alle duidelijkheid: ik heb twee huisartsen die tezamen een praktijk runnen. De ene keer word ik bepoteld door mevrouw G, de andere keer door mevrouw V; het is maar net wie er dienst heeft.
Afijn, tijdens het vervolg van dit consult bespraken we frivole zaken zoals de geldigheid van mijn wilsverklaring (=geen!), justitiële risico's, de rol van een scanarts, sedatie, eventuele contactpersonen en of ik wel of niet gereanimeerd wens te worden. Niet dus, hetgeen G. opvallend opgewekt in mijn status noteerde. Ze stuurde ons gesprek naar het einde met: ‘Voor mij persoonlijk is het belangrijkste criterium dat ik er, zeg maar, goed van moet kunnen slapen.’ Had ik alle begrip voor, maar het bewees weer 'ns hoe afhankelijk je bent van de luim van je arts. En juist daardoor sliep ík die nacht slecht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten