dinsdag 28 februari 2017

Kafka

Op een naargeestige winterochtend minderde mijn intercity vaart voor Almere Centrum. Geholpen door de vertraging, kon ik de man duidelijk zien staan in zijn tweehoog appartement langs het spoor. Naakt voor zijn garderobekast. Hij had een stoere opgeschoren kop, een schoudertattoo en stevige billen. Het leek of-ie voor zijn kast stond te dubben wat hij die morgen aan zou trekken. Een strak pak, iets casuals of werkkleding. Accountant, webdesigner of steigerbouwer.
Een kwartier later zag ik hem weer terug, precies hetzelfde hoofd, maar nu gekleed in een blauwe overall. In een bedrijfsbusje van Pronk Steigerbouw B.V. reed hij, over het parallelle asfalt van de Amsterdamse ring, gelijk op met mijn rijtuig. Hij zat met een geknikt hoofd, keek omlaag. De steigerbouwer was aan het appen, dat zag een kind. Om de dertig meter keek hij even door zijn voorruit om te zien of hij nog op de juiste rijstrook reed. Dat deed hij tot hij afboog richting Haarlem.
Het moest niet gekker worden, want bij station Schiphol stapte dezelfde man ineens mijn coupé binnen en nam schuin tegenover me plaats. Nu was hij in een zakelijke outfit gestoken; misschien toch accountant? Hij opende geroutineerd zijn Macbook Air en bleef naar het scherm staren tot hij in Leiden weer uitstapte.
Op Den Haag Centraal zag ik hem alwéér, precies dezelfde kop, heel maf. Hij zat achter het raam bij Starbucks. Ditmaal droeg hij een gifgroene hoodie van Converse wat ik echt vind passen bij een webdesigner. Terwijl zijn cappuccino op tafel afkoelde, las hij een pocketboekje. De titel zei me niets, maar de vet gedrukte Tsjechische auteursnaam wel - mijn kwartje viel. Vanaf dat moment wist ik dat óók de rest van de dag absurd zou verlopen. Voor alle zekerheid loste ik daarom maar snel op in de anonimiteit van de grote stad.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten