Een paar maanden terug maakten we een tankstop ergens in Nevada’s outback. Na het
gehannes bij de pomp meldde ik me bij de kassa van dit afgelegen benzinestation.
Achter de counter zat een nors kijkende, obese kerel met een vaalbleek gezicht en een geschoren schedel waarop een zweterig baseballpetje plakte. Op zijn blote kwabarmen prijkten
runentekens in zwarte inkt. Toen ik vooroverboog om de man mijn creditcard te
overhandigen zag ik op de vloer naast hem een indrukwekkende Duitse herder paraat zitten, wellicht als afschrikmiddel. Om de sfeer ietwat te verlichten complimenteerde
ik de man met zijn mooie hond. ‘Yeah, a real beauty, ain’t she,’ knauwde
de dikzak. ‘She’s called Adolfina.’ Terwijl ik deze mededeling liet indalen, keek ik
nog eens goed naar Adolfina en zag dat ze een militaristisch tuigje
droeg met haar naam erop.
Een hond is erg trouw aan zijn baas, zeker een
Duitse herder. Dus als de baas een neonazi is, dan zal zijn hond hem daarin
onvoorwaardelijk steunen, wat het dier - niet in ideologie, maar wél in daad - ook tot neonazi maakt. Vraag
is of je het een hond kwalijk kunt nemen dat-ie een praktiserende neonazi is? Ik denk het
niet. Maar kun je het een obese, naïeve pompbediende uit een inteeltregio kwalijk nemen dat hij een neonazi is? Op deze wijsgerige vraag weet ik geen goed antwoord. Hopend op meer wijsheid, vertrek ik daarom overmorgen naar het land
van Socrates. Tabee en tot later.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten