zondag 12 mei 2019

Hybride

Een van de diersoorten die mij het meest aanspreken is de gnoe. Waarom nou juist dat beest? Ik bedoel come on, een gnoe, wat is daar nou zo aansprekend aan? Nou, om te beginnen zijn naam; zoveel woorden zijn er niet die starten met een g en een n. (Gnoom en gnocchi, zegt Google) Om het makkelijker te maken noemt men hem ook wel wildebeest, wat inderdaad lekker bekt. Toch hou ik het liever op gnoe. Dat rare woord past perfect bij zijn hybride uiterlijk: schapenkop, buffelhorens, geitensik, hertenpoten en de manen en staart van een paard. Dat alles beweegt zich vervolgens in enorme kuddes over de Afrikaanse vlaktes, wat eigenlijk best een deerniswekkend gezicht is. Vergelijkingen zijn snel getrokken: de Joodse uittocht uit Egypte, de Grande Armee op terugweg uit Moskou, de hongertochten in 1944/45 en ook de mensenstromen die we nu kennen waaronder ik eveneens de hordes toeristen reken die autowegen en vliegvelden doen dichtslibben. Alles en iedereen op zoek naar eten, drinken, veiligheid of vermaak. En overal loert gevaar. Voor de gnoe is dat bijna iedere vleeseter in Afrika. Want dát is hij vooral: voer. Als levend wezen telt hij amper mee, dankzij de wrede grap van een fictieve schepper die een lelijk dier in mekaar heeft gekleid dat in massa’s over de vlaktes sjokt zonder enige aanzien of sympathie, en dat vroeg of laat in stukken zal worden gescheurd. Alleen al daarom heb ik veel meer op met de gnoe dan met zijn fictieve schepper.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten