donderdag 31 oktober 2019

Zuurstokroze

Een stram lijf en een zonovergoten herfstdag. Van de nood een deugd makend trok ik mijn hardlopers-outfit aan om weer eens het bos in te rennen. Een half uurtje later, bijna weer thuis, zag ik een Miss Piggy-achtige verschijning door mijn woonwijkje stappen. Een koddige, ietwat gezette vrouw in een zuurstokroze trainingspak die een eveneens roze paraplu omhoog hield. Vooral dat laatste was vreemd aangezien er geen regenwolkje te zien was aan de strak blauwe hemelkoepel.
Miss Piggy kreeg mij ineens ook in de gaten. Ze begon te stralen en daarna uitbundig te zwaaien. ‘Sporrrt, sporrrt, mooiii, mooiii,’ riep ze blij en uitbundig, waarbij ze naar mij wees om vervolgens aan haar eigen, roze trainingspak te plukken. Ik begreep eruit dat ze bedoelde dat we beiden sportief bezig waren, of althans sportieve kleding droegen. Maar omkijkend en vriendelijk terugzwaaiend begreep ik vooral dat ze ‘een beetje gek’ was. Ze liep namelijk richting entree van de kleine woongroep voor mensen met psychosociale dan wel psychiatrische problematiek die aan de rand van mijn woonwijk is gesitueerd. Ineens had ik erg met Miss Piggy te doen. Volkomen ten onrechte wellicht, want spontane blijheid in een zuurstokroze trainingspak onder een nutteloze roze paraplu is iets om jaloers op te zijn.

donderdag 24 oktober 2019

Oogcontact

Tien centimeter voor mijn keukenraam woont een forse spin. Ze heeft er een mooi web gesponnen. Slim ook, want vanwege de overhang van mijn bovenverdieping zit ze daar droog en betrekkelijk windvrij. Ik weet overigens niet of het een ‘zij’ is, maar ga daar gewoon vanuit, misschien vanwege haar grootte. Wikipedia bevestigt mijn vermoeden dat het om een Araneus diadematus gaat, oftewel een ordinaire kruisspin.
Hoe langer ze voor mijn keukenraam woont, hoe meer ik gevoel voor haar begin te krijgen. Zo kwam ik onlangs ongewild met mijn hoofd in aanraking met haar web toen ik mijn fiets tegen de pui parkeerde. Ik voelde de draden in mijn kuif plakken en meende dat daar ook iets wriemelde. Toen ik omhoog keek zag ik haar vluchten naar dat deel van haar bouwwerk dat nog intact was. Voordat ik het wist floepte ik er ‘sorry’ uit. Gelukkig kwam het weer goed tussen ons, want snel daarna had ze haar web weer op orde alwaar ze nu gezellig kleine vliegjes zit uit te zuigen.
Wat vooral aardig is, is dat we een paar keer per dag oogcontact hebben. Als ik mijn handen was, koffie zet of een broodje smeer, dan kijken we mekaar gevoelvol aan. Nou ja, soort van, want er zit wel dubbelglas tussen onze werelden. Aan welke kant het beter toeven is weet ik niet.

donderdag 17 oktober 2019

Trollen

Paddenstoelentijd, dus struin ik door het herfstige woud op zoek naar elfenbankjes en vliegenzwammen. Vooral de laatste schimmelsoort is sprookjesachtig mooi en voert me linea recta naar het rijk der kabouters. Want wie is er niet opgegroeid met de kleine eigenwijze figuurtjes die deze rood-wit gevlekte fantasiehuisjes zouden bewonen? In mijn jeugd kleefden mijn broer en ik aan de distributieradio vanwege de avonturen van ene Paulus. Een decennium later was daar kabouter Kandelaar en daarna bracht (de vaak miskende en door de culturele elite als kitsch weggezette, maar in feite steengoede illustrator) Rien Poortvliet zijn bekende kabouterboek uit. Verder herinner ik me nog de koddige mannekes Spillebeen, Piggelmee en Plop. Maar er kwamen natuurlijk veel meer van die miniatuurmensjes voor in allerlei sagen, sprookjes en andere fantasieën. Denk aan Sneeuwwitjes vriendenkring, de smurfenfamilie, de Scandinavische trollen, Germaanse Kobolden en Keltische imps.
Ikzelf had mijn hele leven dolgraag een klassieke stenen tuinkabouter op mijn landgoed gezien. Helaas werd dat verlangen altijd weggehoond door mijn naasten. Men vond destijds dat tuinkabouters kinderachtig, burgerlijk dan wel onesthetisch waren. Om met terugwerkende kracht bevrediging te zoeken struin ik daarom nu maar door het oktoberbos. Je moet toch wat in de herfst van je leven.

Vliegenzwammen rond een berk, ergens op de Veluwe.
                                                                          © Carla Broeders

zondag 13 oktober 2019

Zondigen

Per toeval kom ik voor het graf van Roy te staan. Dat hij bijna twintig jaar geleden stierf weet ik nog goed, echter niet dat hij hier lag begraven. Hij was van mijn generatie maar werd niet oud, 52. Iets met zijn hart.
Ik kende Roy slechts via via, maar toch voldoende om me hem levendig te herinneren. Bovendien had ik kennis gemaakt met zijn vrouw en zoon, ja zelfs zijn hondjes, twee koddige Franse bulldogjes. Wat vooral ook telt is dat hij, een beeldend kunstenaar, erg markant oogde én was. Dat blijkt ook uit zijn graf. In het glanzende graniet staat gegraveerd: Ik zal mijn hele leven zondigen maar daar geen gewoonte van maken. Typisch Roy.
Maar het graf vertelt meer. Tot mijn schrik ontdek ik dat onlangs ook zijn vrouw was overleden en hier is bijgezet. Wist ik niet. Het gebeurde vorig jaar; ze werd slechts 68. Ik lees haar voor- en achternaam en de jaartallen, en ook zij, die ik één of twee keer vluchtig ontmoette, komt bij mij weer tot leven. Ze was Française, een lieflijke verschijning die een charmant ‘Allo Allo’-taaltje sprak. Ik wist dat Roy, geboren op Javaanse bodem, haar ooit tijdens een vakantie in Normandië ontmoette waarna de vonk oversloeg. En nu liggen ze hier samen in de Flevolandse klei. Waaruit maar weer eens blijkt dat toeval regeert, ofschoon religieuzen daar wellicht anders over denken. Zij geloven in regie van bovenaf. Trouwens, ook het door Roy recalcitrant gebruikte begrip 'zondigen' komt uit die hoek. Het verschil is dat hij er creatief mee omging, zoals het een kunstenaar betaamt.



maandag 7 oktober 2019

De masseuse

Ik treinde vis à vis met haar. Halverwege de dertig, schatte ik. Roodbruine huid, lang zwart haar, een laag uitgesneden truitje onder haar openvallende jas. Op haar neusbruggetje een Ray-Ban Aviator Polarized, tussen ons in haar rolkoffer. Ze was mooi en dat vond ze zelf ook: voortdurend schoot ze selfies. Zonder zich ook maar enigszins te generen tegenover die vreemdeling pal tegenover haar, wurmde ze zich in allerlei poses, nu en dan haar lippen tuitend. Een enkele keer sloeg ze het bevallige hoofd met een korte ruk voorover waardoor haar lange haardos eerst mijn kant op zwaaide, vervolgens wierp ze het hoofd in d'r nek waardoor haar hoofdtooi weer op haar rug en schouders terechtkwam, ofschoon nu iets volumineuzer, hetgeen de bedoeling zal zijn geweest van dit fraaie staaltje headbanging. Daarna bespiegelde ze zich weer eenzelvig aan haar schermpje.
Ik deed of ik uit het raam keek toen ik haar plots hoorde praten tegen datzelfde apparaat. Ze had een sensuele, wat hese stem en sprak Spaans met een kinderlijke dictie. Het riep allerlei fantasieën in mij op. Vanwege haar uiterlijk vermoedde ik dat ze uit Zuid-Amerika kwam, Colombia misschien. Ja, ze was afkomstig uit een door waslijnen overgroeid steegje in Bogotá en was naar Hotel Europa gereisd om als masseuse haar brood te verdienen. Zodoende was ze nu met haar rolkoffer onderweg naar Lapzwanserveen om aldaar in een nieuwe club te gaan werken. Het geld dat ze ermee verdiende zou ze overmaken naar het kindje aan de andere kant van de lijn dat in het genoemde steegje in Bogotá was achtergebleven, samen met opa en oma. Helaas kwam dit verhaal ten einde toen we langzaam mijn station binnenrolden. Mijn mooie overbuuf bleef zitten, bevrediging zoekend in haar mobieltje. Lapzwanserveen was nog een eind rijden.

dinsdag 1 oktober 2019

Tristesse

Zo triest dit. Het was een uur of tien ’s ochtends, buiten regende het, binnen had ik de teevee aangezet - badderen moest nog. Dat is op zich al triest om rond dit tijdstip voor de treurbuis te ruften. Als enige excuus gold dat ik me deze ochtend verveelde, het even niet meer wist, beetje winden en zappen, en langs teletekst.
Maar het werd nog treuriger. Ik keek namelijk, onderuit gezakt op mijn makkelijke stoel, naar Nederland in Beweging, het fitnessprogramma van omroep Max. Nu heb dit wel vaker voorbij zien komen, en altijd dacht ik dat het echt iets was voor huisvrouwtjes & bejaarden. Maar nu bleef ik plakken, minzaam kijkend naar de capriolen van de trainer en, nou ja, die huisvrouwtjes & bejaarden. En toen werd het pas echt triest: ik stond op om mee te gymmen. Ik had immers toch niks beters te doen. Bovendien zou ik ze een poepje laten ruiken, want had ik niet mijn hele leven gesport en fanatiek bewogen? Helaas kent de tristesse geen bovengrens. Want alras bleek dat mijn arm-been-coördinatie miserabel was, dat ik moeite had met het tempo en dat ik na de laatste oefening amechtig hijgend terugviel in de stoel van waaruit ik uit pure lamlendigheid aan dit treurige avontuur was begonnen. Op de buis zag ik die verrekte, ogenschijnlijk goedgemutste en gewichtsloze huisvrouwtjes & bejaarden tijdens de eindtune nog een paar vrolijke danspasjes maken. En buiten bleef het maar regenen. Supertriest dus.