woensdag 26 februari 2020

Katjing

Maar liefst twee uur had ik de tijd om na te denken over de vooruitgang in onze gezondheidszorg. Zo lang lag ik namelijk met opengesperd kakement op de tandartsstoel tijdens een uitgebreide kanaalwortelbehandeling. Vanzelfsprekend was dat geen feest, maar het was goed te doen dankzij een paar welgemikte spuitjes. Wat het meeste pijn deed was het bedrag dat dit grapje mij - matig verzekerd - zou gaan kosten, dat was namelijk begroot op een kleine vijfhonderd euro. Ziehier in een notendop de stand van zaken sinds de gezondheidszorg vermarkt is: behandelingen zijn lichtjaren verbeterd, maar de cliënt betaalt zich scheel. Nu is vijfhonderd euro voor een modale bejaarde vaak nog wel op te brengen. Maar onlangs hoorde ik over een jonge vrouw die de pech had van nature een slecht gebit te bezitten. Gevolg: ze was vijftienduizend euro’s kwijt aan implantaten en kronen. Katjing. Nu zijn slechte gebitten natuurlijk van alle tijden, maar vroeger - in de ziekenfondstijd - liet je in zo'n geval het nodige eruit rukken om plaats te maken voor een (deel)prothese. Tegenwoordig zijn er gelukkig betere opties, waar je echter wel een tweede hypotheek voor moet afsluiten.
Willen we, wat de gezondheidszorg betreft, terug naar vroeger? Nee, natuurlijk niet. Maar willen we dat medische behandeling afhangt van de dikte van je portemonnee? Over die vraag had ik dus maar liefst twee uur de tijd om na te denken, met opengesperd kakement. En nóg heb ik geen goed antwoord.

donderdag 20 februari 2020

Vlooien

Van onze lichaamsfuncties weet ik weinig. Toch schat ik zo in dat we vooral ontworpen zijn om te liggen, lui te hangen, te zitten, te hurken, te lopen en te rennen. Waar we minder goed in zijn, is staan. Dat is in ieder geval míjn ervaring, want als ik ergens moe en vervelend van word dan is dat langdurig staan. Gek genoeg wordt staan steeds belangrijker, want het is anno nu o zo belangrijk bij het netwerken. Speciaal daarvoor heeft men zelfs een meubel bedacht: de statafel.
Tijdens meetings, recepties, tuinfeestjes, verjaardagen, borrels, congressen, festivals, ja zelfs na crematies: statafels, statafels, statafels, vaak met een kleedje erover en een sprietig blommetje erop. En dan maar - onderwijl gerookte zalm op toast en bubbelwijn nuttigend - links en rechts hengeltjes uitwerpen, relaties aanknopen of banden versterken. Bij apen noemen we dit trouwens vlooien, dit voor het beeld.
Over beeld gesproken. Iemand die in z’n eentje in een restaurant of op een terras zit, oogt autonoom. Iemand die, gezeten op een barkruk, in een bruin café solo voor zich uit zit te staren, oogt literair. Iemand die in z'n uppie aan een statafeltje staat, oogt leproos. Niemand wil met je vlooien.

donderdag 13 februari 2020

Visie

Onlangs sprak ik met een erudiete kennis over onze samenleving. ‘Ruud, wat we in deze roerige tijden vooral missen, is visie,’ zei hij met het alwetende timbre van een wijze, oude indiaan. Mijn achting voor hem verdubbelde terstond, want wie zoiets beweert is zelf visionair. Nietwaar?
Tijdens mijn lange rit huiswaarts – mijn erudiete kennis woont op achtentachtig minuten autorijden – dacht ik na over zijn wijze woorden. Was ik ook maar een visionair, mijmerde ik jaloers. Maar ja, dan ben je er nog niet, sufte ik verder. Probeer je visie, hoe briljant ook, maar 'ns ergens te slijten. Want stel, je bent een weldenkende leider (m/v), zit vol met idealen, hebt diep over de dingen nagedacht en alles tot in den treure bestudeerd zodat je tot een mooie omvattende visie bent gekomen. Hoe breng je die dan over aan het volk? Dat is namelijk per definitie boos vanwege gebrek aan middelen, aandacht, vooruitzichten, zorg, schone lucht, welzijn of welvaart, kwesties die vaak tegengestelde oplossingen vragen. De enige mogelijkheid is dan schipperen of water bij de wijn doen. Polderen dus. Lekker hoor, daar ga je met je visie!
Om die reden vermoed ik dat echte visionairs hun ideeën liever binnenskamers houden of hooguit bespreken met intimi. Extra fijn daarom om tot die intimi te behoren. Zelfs al moet ik er achtentachtig minuten voor autorijden. En weer terug.

vrijdag 7 februari 2020

Zandloper

In de zomer van 1971 stonden mijn vrienden en ik een paar dagen op een lieflijke camping die was gesitueerd op een lage grasoever aan een Noorse fjord. Naast ons kampeerde een jong gezinnetje: man, vrouw en een uk van pakweg anderhalf. Het jochie heette Burt, ik weet dat nog goed omdat zijn moeder ons toen vertelde dat hij vernoemd was naar een Amerikaanse filmacteur. Hoe dan ook, Burt stal direct onze harten. Onder goedkeurende blikken van zijn ouders kwam hij dagelijks gezellig bij ons buurten. Wij, vroege twintigers, dolden met het koddige manneke, legden hem in de watten.
Onlangs dacht ik terug aan die Noorse vakantie. Niet zonder schok realiseerde ik me dat die lieve, kleine Burt nu een kerel van vijftig is. In het verlengde daarvan overdacht ik mijn eigen doen en laten in die voorbije halve eeuw. Jawel, heel existentieel bezig was ik, met als pijnlijk gevolg dat ik mijn bestaan als ultrafijn zilverzand tussen m'n vingers zag neerdwarrelen - ik als zandloper. Maar kop op, geen gelul, kijk voor je uit richting toekomst! Oké dan, hier gaat-ie: vijftig jaar vooruit denkend ben ik allang dood en de ooit zo koddige en kleine Burt hoogstwaarschijnlijk ook. Bovendien is de lieflijke, op de lage grasoever aan een Noorse fjord gesitueerde camping tegen die tijd weggespoeld, met dank aan de smeltende ijskappen.
Achteromkijken is heus zo gek nog niet.


dinsdag 4 februari 2020

Slechtvalk

De kijkhut binnenstappend zei ik de man gedag. Hij groette terug. Daarna deden we er het zwijgen toe, en zo hoort het als je je wilt focussen op de natuur van de Oostvaardersplassen.
Door mijn verrekijker tuurde ik langs bosschages, rietkragen en over water, maar zag niks bijzonders op twee wilde zwanen na. De vogelaar naast me leek gezien zijn uitgebreide uitrusting een doorgewinterde natuurvorser, zo eentje die slaapt in een camouflagepyjama. De man kreeg dan ook snel mijn gestuntel in de smiezen. Maar mogelijk wist hij dat al vanaf het moment dat ik mijn antieke verrekijker tevoorschijn haalde. Dat bakelieten ding is immers nog van het type waarmee veldmaarschalk Erwin Rommel in 1944 vanuit zijn Normandische bunker over het Kanaal tuurde. Afijn, om me in mijn vruchteloze waarnemingspogingen bij te staan zei de vogelaar ineens: ‘Heb je die badderende slechtvalk al gezien, daar rechts?’
Dat had ik natuurlijk niet, maar op zijn aanwijzingen zag ik ‘m nu wel zitten, en hoe! De prachtige roofvogel zat op een drijvende boomstam zichzelf te wassen. ‘Wow,’ was het enige dat ik er kinderlijk uit kon brengen, want dat deze vogelspotter mij erop wees zegt wel iets over de bijzonderheid van het tafereel.
Kort daarop liet de man mij alleen in de hut achter. Helaas vloog even later ook de slechtvalk op en verdween uit beeld. Desalniettemin was ik verguld met de gedachte dat ik een van de weinigen ben die in de Oostvaardersplassen een badderende slechtvalk spotte. En dát door de kijker van veldmaarschalk Rommel.

 De slechtvalk is bij ons een uiterst zeldzame broedvogel, 
maar als wintergast wat vaker te zien. 
Het is de grootste en meest bedreigde valk in onze contreien, 
daarnaast is deze rover vooral berucht om de snelheid
waarmee hij zijn prooien uit de lucht plukt. 
Die wordt geschat op 300 km per uur tijdens duikvlucht.  

Veldmaarschalk Erwin Rommel in karakteristieke outfit.
Mét Verrekijker dus.