Maar
liefst twee uur had ik de tijd om na te denken over de vooruitgang in onze gezondheidszorg. Zo lang lag ik namelijk met opengesperd kakement op de tandartsstoel
tijdens een uitgebreide kanaalwortelbehandeling. Vanzelfsprekend was dat geen feest,
maar het was goed te doen dankzij een paar welgemikte spuitjes. Wat het meeste pijn deed was het bedrag dat dit
grapje mij - matig verzekerd - zou gaan kosten, dat was namelijk begroot op
een kleine vijfhonderd euro. Ziehier in een notendop de stand van
zaken sinds de gezondheidszorg vermarkt is: behandelingen zijn lichtjaren verbeterd, maar de cliënt betaalt zich scheel. Nu is vijfhonderd euro
voor een modale bejaarde vaak nog wel op te brengen. Maar onlangs hoorde ik over een jonge vrouw die de
pech had van nature een slecht gebit te bezitten. Gevolg: ze was vijftienduizend euro’s kwijt aan implantaten en kronen.
Katjing. Nu zijn slechte gebitten natuurlijk van alle tijden, maar
vroeger - in de ziekenfondstijd - liet je in zo'n geval het nodige eruit rukken om plaats te maken voor een (deel)prothese. Tegenwoordig zijn er gelukkig betere opties, waar je echter wel een tweede hypotheek voor moet afsluiten.
Willen
we, wat de gezondheidszorg betreft, terug naar vroeger? Nee,
natuurlijk niet. Maar willen we dat medische behandeling afhangt
van de dikte van je portemonnee? Over die vraag had ik dus maar
liefst twee uur de tijd om na te denken, met opengesperd kakement. En nóg heb ik geen goed antwoord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten