Sinds
ik geen honden meer als huisgenoten heb, kijk ik extra graag - soms
met enige jaloezie - naar mensen die met hun trouwste vriend een
wandelingetje maken. Mens en (mede)dier in pastorale harmonie.
Gisteren liep ik enkele meters achter zo'n stel aan: een puberjoch dat
naast een aangelijnd asbakkie wandelde. De jongen oogde weinig opvallend, had eigentijdse looks: opgeschoren achterhoofd, hoodie, jeans met de juiste scheurtjes, sneakers van het juiste merk.
Toch had deze knaap iets extra's, maar wat? Mijn kwartje viel:
pubers die hun puistengrot (moeten) verlaten om de hond uit te laten, doen dat meestal neuzend op hun smartphone, anders vervelen ze zich het apezuur tijdens het korte loopje. (Niet zelden geldt dat ook voor hun opvoeders.) Maar niét deze jongen. Integendeel, al zijn aandacht ging naar zijn hond. Ik hoorde zijn stem vol warmte omhoog krullen terwijl hij ‘Chip kom’, ‘goéd zo’ en ‘braaf’
zei. Chip kwispelde onafgebroken en keek om de paar meter verwachtingsvol op naar zijn jonge baasje. Anders dan veel van zijn leeftijdsgenoten, leek dit bijzondere joch er dan ook juist eentje die uit eigen initiatief een eind met de hond ging wandelen, zomaar, er even uit zonder schermpje. Paradijsvogelkuikens zijn uiterst zeldzaam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten