Ofschoon sinds mijn Dinky Toys-jaren gevoelig voor vroem-vroem, loop ik niet graag
een autoshowroom binnen. Zo’n ruimte oogt meestal kil en
steriel. In voornamelijk streng-gereformeerde laktinten glimmen de bolides je
tegemoet, voorzien van prijskaartjes die je subiet nopen in een plastic zakje te
blazen. Hier en daar een grote vingerplant, mooie poster of quasi-gezellig zithoekje die voor enige sfeer moeten zorgen. En dan het personeel. Altijd
keurig geklede en gekapte heren - net Mormoonse deur-aan-deur apostelen - met wie je slim moet
onderhandelen wanneer je je oude voertuig wilt inruilen teneinde bij te blijven in de stompzinnige mobiliteitsrace. Afijn.
Na
mijn proefritje in een mij aantrekkelijk ogende occasion (die
overigens niet in de showroom stond te glanzen maar op het minder
gelikte buitenterrein) nodigde de verkoper - op zijn visitekaartje
stond sales advisor - mij uit aan zijn bureau
plaats te nemen, waarbij hij mij vanzelfsprekend direct koffie ‘of
iets anders’ aanbood. Tijdens mijn proefrit had hij mijn autootje op waarde getaxeerd en nu zou hij met zijn voorstel komen, wist ik. Het
financiële plaatje, zo omschreef de sales advisor het zowel
clichématig als doeltreffend.
‘Kijk,
ik zie graag een blije klant want een auto is toch ook een stukje
emotie.’ Ik zou de man graag aan zijn foute stropdas over zijn desk
getrokken hebben, maar dat soort emotie bedoelde hij vast niet.
‘Daarom mijn vraag: maak ik u blij met dit voorstel?’ ging de
verkoper verder waarbij hij, devoot kijkend, mij zijn financiële
voorstel over het gepolitoerde bureaublad toeschoof.
Lang
verhaal kort: we werden het eens en ik tekende een koopcontract. Maar
echt blij was ik niet, want ik had vooral instant verdriet dat ik
zojuist mijn oude, zo beminde torretje van de hand had gedaan. De sales advisor was tergend glad, maar had volkomen gelijk:
auto’s zijn emotie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten