Het
was een kleine cabinelift. Hij zou ons naar de top brengen. We stapten in, samen met een ander
stel. Duitsers. Ze zaten recht tegenover ons, een span van middelbare
leeftijd. Ze hadden goede spullen: gave bergschoenen, lichtgewicht
wandelstokken en ander moois dat geschikt was voor tochten door ruw
terrein. Ook droegen ze veel coolere mondkapjes dan wij.
Elkaars ogen vorsend, raakten we halverwege onze stijging aan de praat.
Hamburgers waren ze, dat wil zeggen dat ze uit die stad kwamen. Bij
Hamburg moet ik altijd aan de Reeperbahn tijdens mijn diensttijd denken én aan de voetbalclub HSV. Het eerste leek me geen geschikt onderwerp, dus zei ik in
mijn beste Duits: ‘Ahh, Hamboerk, Ha-eS-Vouuwww!’ Dat bleek een
voltreffer, want de man was groot fan van die club, ooit een topploeg
maar inmiddels weggezakt naar lagere regionen. Iets waar hij
behoorlijk de smoor over in had, lichtte zijn vrouw lachend toe. Aangezien wij Holländer waren,
leek het hem nu kennelijk wel aardig om over Raphael van der Vaart te
beginnen, de Nederlandse voetballer die in zijn hoogtijdagen een
tijdje voor deze Duitse club uitkwam. ‘Ahh ja, das war einmal,’ zei
ik, opnieuw in mijn beste Duits.
Op
het bergstation aangekomen, namen we afscheid van elkaar. Onze
mondkapjes mochten weer af. Blij toe, want ze waren lang niet zo
cool als die van de Hamburgers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten