zondag 31 januari 2021

Zegeningen

Als ik wel eens zeurde dat ik honger had, kreeg ik niet zelden de corrigerende reactie: ‘Je hebt geen honger maar slechts trek. Honger hadden de mensen in de oorlog!’ Daar had men zeker een punt. Maar niet zo lang geleden zeek ik opnieuw. Ik was jarig en zei: ‘Pfff, alweer een jaar ouder.’ Iemand die dit hoorde en wier partner niet zo lang geleden was overleden, zei daarop lichtjes verwijtend: ‘Wees maar blij dat je er weer een jaar bijkrijgt, anderen worden namelijk niet zo oud.’ Een zeer terechte opmerking en dus voelde ik me terstond schuldig. Ik nam me dan ook heilig voor minder te zeiken. Toch deed ik dat weer toen ik - omkomend in weelde - klaagde dat mijn pensioen al jaren niet geïndexeerd was. Als respons hierop hoorde ik bijtend: arme drommel, kom je dan ineens niet meer rond of zo?’ Alweer een tot nadenken stemmende reactie. Maar nu begon er bij mij toch iets te knagen. Want mag ik dan eigenlijk nog wel zeuren bij last van bijvoorbeeld hoofd- of kiespijn? Gezien het voorgaande zou iemand me daarop zomaar kunnen inpeperen: ‘Dat noem je geen pijn maar zeer. Échte pijn lijd je pas als je van een kind bevalt!’ Tja, alles is perceptie en bij barensweeën kan ik me weinig voorstellen, maar de boodschap is hartstikke duidelijk: TEL JE ZEGENINGEN EN ZEUR NIET. Ook hier sta ik geheel achter. Nu zit ik echter alleen nog met de vraag of corrigerende opmerkingen op andermans gezeik ook niet een vorm van zeuren is.


zondag 24 januari 2021

Ayrton Senna

Grijs en belegen inmiddels, moet ik van gescheur met auto’s niet veel meer hebben. Stiekem vind ik het echter soms nog wel aardig een uitdagende bocht ‘dubbel klutsend’ te benaderen. Zo terugschakelen betekent dat je je pookje kortstondig in zijn vrij zet, de koppeling daarna weer op laat komen, een vette stoot tussengas geeft, de koppeling weer intrapt en pas daarna doorschakelt. Deze gecompliceerde voet-hand-voet-hand-voet-actie dient razendsnel uitgevoerd te worden. Vooral ook vanwege die heerlijke dot tussengas lijkt het alsof je Ayrton Senna himself bent, de verongelukte Formule 1-legende die in zijn hoogtijdagen ook zo schakelde. Deze manier van 'verzetswissel' komt dan ook uit de racerij en wel uit de periode dat renwagens nog geen gesynchroniseerde bakken hadden en je daardoor wel zo gecompliceerd van verzet moést wisselen, wilde je je tandwielen niet naar de Filistijnen helpen. Net als veel would be-coureurs - voornamelijk mannen - voel ik me dan ook een hele coole gast als ik zo fel aan mijn pookje rukkend een bocht induik, wat natuurlijk een ronduit sneu gegeven is. 
Nog steeds is autonoom schakelen voor velen hét symbool van sportief autorijden. Maar tijden veranderen. Zeker met de komst van elektrische voertuigen verdwijnt het pookje snel. En om eerlijk te zijn: wie dat ding eenmaal is ontgroeid wil hem nooit meer terug. Sterker nog, het hele idee van stoer en zelfstandig autorijden kan binnen afzienbare tijd naar het rariteitenkabinet. Echt chaufferen bestaat straks nog nauwelijks doordat onze geliefd straatblik bol staat van technieken die vrijwel alle bestuurstaken overnemen. Ergens las ik dat de 'nieuwe auto' in feite een data producing embedded software platform aan het worden is. Het zal allemaal wel, maar zéker is dat gehaast rukken aan je pookje z'n beste tijd heeft gehad. Hij gaat aanstonds in ruste. Tabee ouwe makker. 

-----------
Klik HIER voor een korte opname van het voetenwerk dat nodig is bij 'dubbel klutsend' terugschakelen in de racerij. Om geen tijd te verliezen gebruikt een coureur dezelfde voet voor het remmen en tussengas geven. Hierbij remt hij (m/v) met zijn voorvoet terwijl hij tegelijkertijd met zijn hiel een dot gas geeft. Deze techniek staat bekend als heel and toe

zondag 17 januari 2021

Maja

Diep in mijn kledingkast, achter een stapel truien die ik nooit meer draag, tref ik een stuk zeep aan. Waarschijnlijk is het daar in een vorig leven neergelegd teneinde mijn textiel van een fris geurtje te voorzien. Vind ik aandoenlijk, zo’n vergeten stuk zeep. Wie gebruikt dat eigenlijk nog sinds we decennia geleden zijn overgestapt naar zielloze vloeibare substanties in plastic handpompjes of flacons? Ooit was zo’n fijn geurend stukje zeep een luxeproduct. Je deed het je moeder of oma cadeau; het zat dan ook meestal in een fraaie verpakking. Ik herinner me merken als Maja, Flor de Blason en natuurlijk het overbekende Lux.
Naast luxeproduct was zo’n blok zeep wereldwijd vooral belangrijk voor de algemene hygiëne en daarmee de gezondheid. Ook het huishouden kon niet zonder. Toen en nu, want nog immer staan in de Derde Wereld miljoenen vrouwen kniediep in riviertjes de was te doen met zo’n blok zeep in de hand, vaak ook gebruikmakend van een platte steen of rots voor het betere schrobwerk.
Ach.
Ik kijk naar het blokje zeep in mijn hand. Het is zachtgroen, heeft mooi afgeronde hoeken. Nooit gebruikt, een beetje ingedroogd, maar toch nog lichtjes geurend naar lelietjes van dalen, of naar vroeger. Ik leg hem maar weer terug in mijn vorige leven, diep in de kledingkast, achter de stapel truien die ik nooit meer draag. En sluit de deur.



zondag 10 januari 2021

Oom Eugene

Mijn oom Eugenius, roepnaam Eugene, was een erg precies mens. Hij werkte op een keurig Haags kantoor en was daar ongetwijfeld een stipt werknemer. Altijd kreukvrij gekleed in die hoog over zijn bolle buik opgetrokken terlenka pantalon waarboven een wit overhemd met stropdas. In zijn vrije tijd had hij in zijn kelder een miniatuurspoorbaan aangelegd, van Märklin, ook weer heel nauwgezet allemaal.
Oom Eugene was slechts korte tijd getrouwd aangezien zijn vrouw er al vroeg, in Indië nog, vandoor ging met een andere vrouw, een gegeven waar ik als puber van smulde. Sprak hij wel eens over zijn ex, dan had hij het met verbeten blik over De Leeuwin, wat mij een alleraardigst beeld bezorgde. Nog meer beeld van mijn kinderloze oom kreeg ik door zijn verhalen over de oorlog. Hij belandde als krijgsgevangene aan de Birma-spoorweg, zoals ook anderen in de familie waaronder zijn broer Reinhard, mijn vader. Zij allen moesten zwoegen voor 'De Jap'. Met een donker aanlopend hoofd vertelde oom Eugene, inmiddels ver over de vijftig, mij als tiener eens hoe zijn kamp destijds werd gebombardeerd door de Amerikanen. Hij imiteerde daarbij ernstig en nauwgezet het geluid van laag over de jungle scherende bommenwerpers waarbij hij zijn nek ietsjes introk en zijn armen als vleugels spreidde. ‘Wij doken dan samen met de bewakers in greppels en kuilen, weet je, en poepten in onze broek van angst. Die bommen wisten immers geen verschil tussen ons en de Jap! Na zo’n bombardement rook het naar verbrand vlees, weet je.’ 
Nu nog steeds zie ik, als ik aan oom Eugene denk, het donker aanlopende gezicht voor me van een buikige man op leeftijd die in een hoog opgetrokken terlenka pantalon, ernstig en nauwgezet een Amerikaanse, over de jungle scherende bommenwerper nadoet, waarna hij als nagerecht de altoos fraaie geluiden ten gehore brengt van exploderende projectielen en sidderende schokgolven. Kortom, de oom die iedere knul zich wenst.

Een trouwerij binnen de extended family Nagel. Plaats: Medan op Sumatra. Tijd: vlak voor de oorlog.
Gebeurtenis: Een tante (Theorien) en een oom ('Boet') stappen in het huwelijksbootje.
Mijn opa zit in zijn lichtgrijze jasje links van de bruid, mijn oma zit in haar gebloemde jurk rechts van de bruidegom.
Oom Eugene - onderwerp van dit verhaal - staat in grijze jas en das, hoewel op de achterste rij, 
prominent en centraal in beeld, recht achter de bruid.
Mijn tante Gees (zie vorig blogje) staat tweede van links, achteraan en half verscholen
maar breedlachend onder de klok. Ze heeft overigens haar hand op de schouder
 van mijn moeder (uiterst linksboven, onder dezelfde klok).
Mijn vader zit in zijn witte jasje weer pal voor mijn moeder op de tweede rij.
Die goeie ouwe vooroorlogse tijd, oftewel Tempo Doeloe. 






woensdag 6 januari 2021

Tante Gees

Een stoer en tof wijf, de ongetrouwde zus van mijn vader. Gees was haar roepnaam, van Gesina. Ze was de tante met het Playmobilkapsel, die zich altijd in broeken hulde én kon autorijden, eigenschappen die niet vanzelfsprekend waren eind jaren vijftig/begin zestig, de periode waarop ik nu terugzie. Vrij snel na haar komst uit Indië kocht ze een nieuwbouwflat en een mosterdkleurige Lloyd, een Duits automerk uit vervlogen tijden. Ik meen nog te weten wat voor geluid haar karretje maakte, hoe het dashboard eruitzag en hoe het interieur geurde. 
Mijn stoere tante was lerares. Omdat ik op school flut was met cijfers én omdat ze vlakbij woonde, werd ik alras naar haar gestuurd voor rekenbijles. Zo zat ik geregeld aan tante Gees' werktafel over mijn staartdelingen gebogen waarbij zij streng toekeek en corrigeerde. Uit pure onmacht en wanhoop ben ik tijdens zo'n bijlesje eens in huilen uitgebarsten. Watje, zal tante gedacht hebben. Behalve streng was ze overigens ook best artistiek; in haar vrije tijd maakte ze sculpturen van klei en ander materiaal. Die creaties stonden her en der in haar woning tussen het eigentijdse meubilair dat anno nu vet vintage zou zijn.
Vandaag de dag passeer ik nog heel soms haar inmiddels sterk verouderde woonblok in het Haagse. Ik kijk dan altijd even omhoog naar dat raam waarachter ze woonde en ook naar de ruimte voor het portiek waar die mosterdkleurige Lloyd ooit geparkeerd stond. Later zou ze die inruilen voor een bordeauxrode Opel Kadett stationwagon, want daar pasten haar kampeerspullen beter in. Op haar oude dag werd tante Gees vrijwel blind. En toen ging ze dood. En met cijfers ben ik nog steeds flut. 

Lloyd was ooit een zustermerk van Borgward, ook al zo'n naoorlogs Duits
automerk dat niet meer bestaat. Heinkel, NSU, DKW, Glas, Messerschmidt,
Goliath, Hanomag, Wanderer, Daimler, Goggomobil, ach ja...



zondag 3 januari 2021

Tabak

Nieuwjaarsvoornemens, ik ken ze niet. Wél voel ik mee met rokers die rond deze tijd cold turkey ermee proberen te stoppen, wat moeilijk zal zijn. Maar gelijk hebben ze, want na een zeer korte periode dat paffen o zo cool leek, leverde het later slechts nadelen op: men werd lelijker, armer en ongezonder. Dat weet inmiddels iedereen, behalve een paar pubers wiens brein nog niet op orde is, en juist daár begon of begint de ellende. Logisch daarom dat overheid en gezondheidszorg wijzen op de shit die nicotinegebruik veroorzaakt. Ónlogisch echter, vind ik het bashen van de tabaksindustrie, wat ik nogal eens tegenkom. Natuurlijk heeft die er baat bij dat 'we' blijven dampen. Maar ligt daarom de schuld bij de Jongens van Van Nelle?
Dikwijls klinkt de roep dat er meer naar de burger moet worden geluisterd. Vreemd genoeg denkt de antirooklobby daar totaal anders over. Zij ziet de burger juist als een weerloze die er is ingeluisd. Maar wat ik nooit verneem is een verklaring voor het feit dat tegenwoordig de meeste mensen - oud en jong - niét (meer) roken. Hebben deze niet-rokers geluk gehad of zijn ze gewoon slimmer? Ik denk het laatste. Zou het daarom niet beter zijn als de antirooklobby de verslaafde niet als weerloos slachtoffer labelt, maar juist als dombo? (Onderzoeken tonen aan dat het anno nu nog vooral laagopgeleiden zijn die roken!) Aangezien hele kuddes maar wat graag als slachtoffer door het leven willen gaan maar niemand als dom, zou het zomaar kunnen dat door simpel de bordjes te verhangen, verslaafde paffers er eerder tabak van hebben. Voor hen die nu op dat punt zijn aanbeland: hulde en sterkte.