Buurvrouw hielde me staande: 'Ha Ruud, fijne Kerst!' Daarna keek ze ernstiger.
‘Zeg, weet je wie vorige week is overleden? Keetje Hilders.’
Keetje Hilders woonde ooit in ons rijtje, twee deuren verderop. Zij en haar gezin verhuisden jaren geleden naar een ander gewest, maar blijkbaar had mijn buurvrouw contact met ze behouden.
‘Ze was al een tijdje ziek. 62 is ze geworden. Zo jong nog,’ zei buuf.
‘Ach jee, wat erg,’ reageerde ik triestig. ‘Voor Gert en de kinderen.’
Nou ja, triestig. In feite was ik weer eens behoorlijk schijnheilig. Ik mocht Keetje Hilders namelijk niet, vond haar een onaangename, opschepperige en pretentieuze trut die bovendien thuis ferm de lakens uitdeelde. Arme Gert. Maar wat had ik anders moeten zeggen? Dat ik 62 helemaal niet ‘zo jong’ vind? Dat het juist lekker opruimt? Dat ik Keetje een k-wijf vond? Ik hoor nog haar zeurstem als ze, jaren terug, in de tuin stond en haar man vertelde dat ze de indeling veranderd wilde hebben. En Gert maar zwoegen met schep en schoffel. Ze hadden ook een hond, een goeiige retriever, maar die kreeg, nadat er gezinsuitbreiding kwam, nog nauwelijks aandacht en beweging. De hond werd naar de eerste de beste lantaarnpaal gesleurd om te pissen, en daarna weer snel thuis in een hoek weggestopt omdat hij ‘anders zo veel rommel maakt.’ Het arme dier kreeg uiteindelijk, op zijn oude dag, een ander tehuis.
Keetje Hilders geloofde erg in een nette en maakbare wereld. En nu is ze dood. En dat laat me volkomen koud. Schijnheiligheid heeft een grens. Zeker tijdens Kerst.
Namen zijn gefingeerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten