Mijn straatje wordt gerenoveerd. Het plaveisel is opengebroken; vrachtwagens en shovels rijden af en aan; zand- en steenhopen tekenen het landschap. Overal zijn kerels - stratenmakers,
grondwerkers - met felgekleurde hesjes, werkschoenen, tattoos en oorringetjes
druk in de weer. ‘Arbeidersvolk’, leerde ik vroeger van mijn opvoeders, ietwat
minzaam uitgesproken. En bij arbeiders hoort natuurlijk arbeidersmuziek. En
hoe! Hun heavy duty buitenradio (DeWalt DC013) overschreeuwt de trilmachines,
hamerslagen en het shovelgegier. Horror. Buiten het volume is het vooral hun zenderkeuze
die mijn tere buizen van Eustachius teistert. Van half acht ’s ochtends tot
vier uur ’s middags hoor ik het bekende populistisch oeuvre dat je bij werkvolk
verwacht.
Zo bezien is het best bijzonder te vernemen dat er geen echte arbeidersklasse
meer bestaat. Vanwege de nivellering van inkomens en status is dat heel wel
mogelijk - arbeiders gaan tegenwoordig op wintersport, rijden BMW en eten sushi
-, maar als ik uit mijn keukenraam kijk dan lijkt Jan de Arbeider qua cultuuruiting nog altijd
springlevend. Prima, want het geeft levendigheid en kleur aan de samenleving.
Maar liever niet in mijn straatje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten