vrijdag 28 maart 2014

Betweter

‘Moooi iPad,’ zegt de wildvreemde vrouw naast me ineens, en ze wijst naar een tablet van Samsung. Ze draagt een zwarte hoofddoek, in feite is alles wat draagt zwart. ‘Ja, heel mooi,’ zeg ik terug.
We bevinden ons in een elektronicawinkel en staan ons te verlekkeren aan al het moois. Als notoire betweter zou ik haar nu eigenlijk willen vertellen dat dit apparaat geen ‘iPad’ heet. Iets als: ‘Mevrouwtje, iPad is een typenaam van Apple, en dit is geen Apple maar een Samsung. Zo hoort Golf bij VW, en Panda bij Fiat, capice?’ Maar ik vrees dat mijn uitleg stuk zal slaan op de flanken van het Rifgebergte.
Afijn.
De vrouw heeft haar besluit genomen, houdt een passerende verkoper staande en zegt dat ze deze ‘iPad’ wil kopen.
De verkoper: ‘Dit is een Samsung Galaxy mevrouw, géén iPad. Maarrr, dit is wel een heel goede tablet hoor.’
‘Ik wil wit,’ zegt ze resoluut.
‘Ja, wit is erg mooi hè,’ schmiert de verkoper. ‘Zal ik ‘m gelijk voor u pakken?’
‘Ja, moooi iPad, wit moooi.’ zegt ze. De verkoper knikt en loopt daarna fluitend naar het magazijn. Kennelijk verkopen iPads zichzelf. Ook als ze geen iPad zijn.


dinsdag 25 maart 2014

Pikorde

Een jasje geeft een man meer uitstraling, maakt hem volwassener, gezaghebbender, interessanter, beschaafder, erudieter, edeler en wijzer, zaken die hem doen stijgen in de pikorde - in alle betekenissen van het woord.
Het luistert echter wel nauw. Wie een verkeerd jasje draagt kan zich net zo goed verhangen. Foute mouwlengte, revers, panden, split, snit, kleur of dessin brengen onherstelbare schade aan. Modefascisten slepen je dan subiet voor het vuurpeloton.
En dan nòg iets: een jasje (‘colbertje’ mag niet meer) is een kwelling. Schouderstukken lijden een eigen leven; de rugpartij stuwt bij het zitten omhoog; achterflappen kreuken alleen al als je ernaar kijkt; alles schuurt, jeukt en trekt - om gek van te worden. Bovendien bezorgt het jasje zijn drager een koude bef terwijl tegelijkertijd het transpiratievocht van zijn rug meandert. En dan zwijg ik nog maar over het voortdurend los- en dichtknopen bij respectievelijk zitten en opstaan.
Het jasje is daarom bij uitstek geschikt als je weinig beweegt, bijvoorbeeld als je opgebaard ligt. Dan lijk je nog wat.


  

donderdag 20 maart 2014

Potlood

Gelukkig is het niet druk. Vóór mij maken een moeder en haar tienerzoon zich op hun stem uit te brengen. Voor de jongen is het de eerste keer, legt de moeder met veel bombarie uit aan de drie, achter een lange tafel gezeten heren van dit kleine stembureau. Het trio knikt goedkeurend, de jongen kijkt naar de grond.
Even later betreden wij praktisch gelijktijdig onze stemcabines. De moeder links, de zoon in het midden en ik in de rechter. Terwijl ik mijn keuze rood inkleur hoor ik hoe de moeder vanuit haar hokje haar zoon ‘over de schutting’ instructies geeft. ‘Tweede rij en dan de derde van boven,’ sist ze. Ik hoor de jongen zuchten en krijg zelf een vurig verlangen mijn hokje uit te lopen, op de moeder af te stappen om mijn rode potlood diep in haar strot te priemen.
Afijn, ik haal diep adem, verlaat mijn hokje en laat mijn biljet in de stembus glijden, een soort kliko met een gleuf. Het irritante mens doet na mij hetzelfde. Maar juist als ze haar biljet in de gleuf wil laten zakken, draait ze zich om en kijkt ze naar de rug van haar zoon die nog in zijn hokje over zijn stembiljet gebogen staat. ‘Kom je nog,’ roept ze alsof hij op een kilometer afstand staat. Ik begrijp de jongen volkomen: hij wil in dat hokje blijven, voorgoed.

 

dinsdag 18 maart 2014

Hardfietsen

Het wielerseizoen is weer begonnen, een teken dat de winter is verslagen. Dubbele pret, want ik mag graag kijken naar het zwoegende peloton dat voortjaagt over de Vlaamse en Nederlandse klei, Waalse heuvels, Italiaanse kustweggetjes, Franse campagne en Spaanse hoogvlakten. Maar het liefst kijk ik naar het decor. Nee, niet zozeer het landschap boeit me, hoewel dat soms schitterend is, maar veeleerder de coulissen die zijn samengesteld uit woningen, tuintjes, winkelstraten, bedrijventerreinen, garages, boerderijen, kerken, campings, supermarkten, heggen, begraafplaatsen. En dan zijn er nog de toeschouwers. Nee, de fanatieke wielerfans zijn niet erg interessant, die lopen zich vooral aan te stellen. Veel leuker is het ‘gewone volk’ dat om de een of andere reden ter plekke is. Zoals winkelpersoneel dat een uurtje vrijaf heeft gekregen; een stel nonnen dat vanaf een kloosterraam het schouwspel gadeslaat; een landbouwer die toekijkt vanaf zijn tractor; een vrouw met een kinderwagen; een slager met bloed op zijn schort; vakantiegangers in bermuda’s; een bejaarde dame die, gezeten op een stoeltje naast haar voordeur, zich verwondert over het geluid van tweehonderd zoevende spaakwielen.
Het cliché: schoonheid zit in het gewone. Misschien is hardfietsen daarom wel de schoonste aller sporten.


zaterdag 15 maart 2014

No-nonsense

Bij Albert Heijn kocht ik onlangs een wijntje met de prozaïsche merknaam SLURP! - let op het uitroepteken. De fles was niet voorzien van een traditioneel etiket waarop bijvoorbeeld een chȃteau of landstreek, maar over de gehele ruimte bedrukt met een door gladde marketeers gefabriekte tekst in uitdagende kapitalen: 

This is simply a fabulous French no-nonsense natural wine. Like all fine wine it’s best if you SLURP! to enjoy its ripe juicy flavor. Easily enjoyed anytime, just a great wine for a great price. This wine hasn’t flown halfway round the world which is much better for the environment too. This wine is 100% natural as well as gorgeous to drink.
This gorgeous no-nonsense wine has a full, honest taste – like wine used to be made. As the winemakers say… ‘A lot of wine in your mouth for a lot less money.’

Inmiddels heb ik SLURP! geconsumeerd en oké bevonden. Zoals de naam al doet vermoeden is het vooral geschikt voor hen die wijn willen drinken zonder enig theater. Het is van slurp, burp, hihi, hik & snurk. Woorden hakken er vaak meer in dan zinnen.


woensdag 12 maart 2014

Burgerlijk

In mijn vorige verhaaltje schreef ik over burgerlijke genoegens als grasmaaien, ramenlappen en autowassen. Er is echter nog veel meer burgermansplezier. Op reis gaan bijvoorbeeld. Vreemd genoeg denken de meeste reislustigen juist dat ze het burgerbestaan ontlopen door hun koffers te pakken. In de tijd van Livingstone klopte dat wellicht, maar nu geldt eerder het tegendeel. Jongeren backpacken zich de pleuris. Loonslaven op sabbatical wensen zich een tijdelijk nomadenbestaan. En senioren lijken na hun pensionering slechts één wens te hebben: (nóg meer) mooie reizen maken. En dus kachelt iedereen iedereen achterna. Studenten in coole hostels, sabbaticalvierders in exotische homestays, tuthola's op spannende safari's, flinkerds op bergtoppen, pensionado’s in campers of luxe hotels. Burgerlijk, burgerlijk, burgerlijk.
Na ons streven naar onsterfelijkheid en het schoonhouden van ons nestje, is het verlangen naar de horizon - reizen dus - wellicht onze meest burgerlijke wens. Deze drie eigenschappen komen voort uit die ene oerkracht: de soort in stand houden. Of zoiets. Om diezelfde reden heb ik zojuist een vlucht naar Zuidoost-Azië geboekt om aldaar mijn eerste kleinkind in de armen te kunnen nemen. Heel burgerlijk, maar ach, het is ter wille van de soort. Of zoiets.


maandag 10 maart 2014

Glimlachen

Zojuist voor het eerst na de winter mijn gazonnetje gefatsoeneerd. Vind ik een van de dankbaarste klusjes van het jaar. Het gras - verwilderd, uitgehongerd, op apegapen – ondergaat na zo’n eerste maaibeurt een heuse transformatie. Alles sprietjes zijn weer even lang en ontdaan van hun vergeelde topjes. (Daarna wat voedingsstoffen erover – hoor ze jubelen.) Net zo belangrijk als die eerste scheerbeurt is het afsteken van de graskantjes waarna mijn gazonnetje weer zijn oude vertrouwde, strakke vorm herkregen heeft. Het resultaat doet mijn oude theorie herleven: een mooi gazon doet de hele tuin glimlachen. Qua tuinplezier is een goed onderhouden grasveldje dus het halve werk.
Hetzelfde geldt ramenlappen. Niet echt een leuk klusje, maar als dat eenmaal is gedaan glimlacht ineens je hele woonkamer. Auto wassen? Idem dito. Even naar de wasstraat, daarna de stofzuiger door het interieur en dat ding rijdt ineens opvallend fijner. Plezier zit in kleine dingen, aldus het cliché. Het weinige dat je ervoor nodig hebt is een lapje gras en een paar ramen om te lappen. En een auto. Al met al best veel eigenlijk.


donderdag 6 maart 2014

Wakker

De wat oudere man moet steeds vaker plassen. Ook ’s nachts. Een gedoe. Het euvel werkt door in zijn dromen. Zo droomde de wat oudere man vannacht dat hij voetbalde voor een uitzinnige menigte in een afgeladen stadion. Hij speelde uitmuntend, gaf voorzetten-op-maat, dribbelde als de beste en zijn fluwelen rechtervoet strooide met beeldschone dieptepasses. Maar dat werd allengs minder doordat hij verschrikkelijk moest plassen. Ai, want hoe kun je, tijdens een topmatch in een zinderend, overbelicht stadion, je eventjes ongemerkt en discreet terugtrekken om ergens je blaas legen? Niet dus. Het zeurende gevoel in zijn onderbuik nam steeds meer toe waardoor zijn concentratie verder en verder afnam en de wat oudere man steeds minder in het spel werd betrokken. Gelukkig floot de scheidsrechter voor de rust.
De wat oudere man woelde zich wakker, stapte uit bed en ging plassen.
Weer terug in bed wilde hij dolgraag weer dromen, nu over de tweede helft. De wat oudere man was van plan opnieuw de sterren van de hemel spelen, de toeschouwers te beroeren met wervelende acties. Maar de slaap kwam niet meer. Het duurde nog lang voor het licht werd.   

  

zondag 2 maart 2014

Bakzeil

Op een van mijn wereldreizen deed ik onlangs Den Helder aan, per spoor. Bij die stad denk je al snel aan veel wind en jantjes. Dat klopte, maar er was meer: een staalblauwe hemel, fraaie grachtenpandjes, een best gezellig centrum en – vooral – het vrijmakende aroma van de zee.
Allereerst stiefelde ik naar de marinehaven. Daar werd ik bij een wachthuisje aangehouden door een geblokte marinier. ‘Wat gaat meneer doen,’ vroeg deze krijger. Ik vertelde hem dat ik ‘onze’ fregatten van nabij wilde bewonderen. ‘Dat gaat ‘m ècht niet worden, dit is militair terrein,’ klonk het. Ik monkelde nog iets over mijn belastingcentjes, maar de zeesoldaat gaf geen krimp waardoor ik bakzeil haalde. Van de weeromstuit nam ik de ferry naar Texel in de hoop zeehondjes te scoren op een drooggevallen zandplaat. Helaas. Weer terug in Den Helder viel me op - bij de entree van het Koninklijk Instituut voor de Marine - hoe een squadron zwartkopmeeuwen een oud scheepskanon zat vol te schijten, dat alle adelborsten blank waren maar dat even verderop de McDonald’s vooral werd bevolkt door rijk gepigmenteerde Heldernaren.
Weer terug in de trein zag ik hoe iedereen over een beeldschermpje gebogen zat. Maar dat is niet specifiek Helders.