Gelukkig is het niet druk. Vóór mij
maken een moeder en haar tienerzoon zich op hun stem uit te brengen. Voor de
jongen is het de eerste keer, legt de moeder met veel bombarie uit aan de drie,
achter een lange tafel gezeten heren van dit kleine stembureau. Het trio knikt
goedkeurend, de jongen kijkt naar de grond.
Even later betreden wij praktisch gelijktijdig onze stemcabines. De moeder links, de zoon in het midden en ik in
de rechter. Terwijl ik mijn keuze rood inkleur hoor ik hoe de moeder vanuit
haar hokje haar zoon ‘over de schutting’ instructies geeft. ‘Tweede rij en dan
de derde van boven,’ sist ze. Ik hoor de jongen zuchten en krijg zelf een vurig
verlangen mijn hokje uit te lopen, op de moeder af te stappen om mijn rode
potlood diep in haar strot te priemen.
Afijn, ik haal diep adem, verlaat mijn hokje en laat mijn biljet in de stembus glijden, een soort kliko met een gleuf. Het
irritante mens doet na mij hetzelfde. Maar juist als ze haar biljet in de gleuf wil laten zakken, draait ze zich om en
kijkt ze naar de rug van haar zoon die nog in zijn hokje over zijn stembiljet
gebogen staat. ‘Kom je nog,’ roept ze alsof hij op een kilometer afstand staat.
Ik begrijp de jongen volkomen: hij wil in dat hokje blijven, voorgoed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten