woensdag 29 april 2015

Hoofdprijs

Ooit bevond alle materie zich in een ruimte niet groter dan een miljoenste deel van een speldenknop. Daarbuiten was er niets, écht niets! Maar ruim 13 miljard geleden deed zich de Big Bang voor. Materie werd de ‘vrijgekomen’ ruimte ingeslingerd, een proces dat nog gaande is. In die tussentijd zijn u en ik gevormd, alsmede de tulpen en slakken in uw tuin, patat met mayonaise, het ijzer in de Eiffeltoren, de Himalaya, Jupiter, alles. Deze vorming kwam tot stand door ontelbare toevalligheden en allerhande natuurkundige processen die daar op inspeelden. Bijvoorbeeld: om ‘ik’ te worden, moest de temperatuur oké zijn, voldoende licht aanwezig zijn, alsmede waterstof, helium enz. enz.; moesten er ontelbare chemische verbindingen plaatsvinden die zo exact waren (dus met heel veel cijfers achter de komma) dat eencelligen zich konden vermeerderden, waterdieren in staat waren te veranderen in amfibieën, kieuwen tot poten konden transformeren, poten tot armen met handen met vingers, zenuwcentra tot breinen. Ten slotte mocht er in mijn hele voorouderlijke lijn - waarin dus ook microben, modderkruipers en aapachtigen - geen enkele kink in de kabel komen, wat vrijwel altijd gebeurde want het aardse leven was in de oertijd per definitie net zo onvriendelijk als Boko Haram in geval je op hun hoofdkwartier een stapel korans in de fik steekt. Kortom: dat ik ik werd, is een kans van 1 op de…, en hier volgt een getal met net zoveel nullen als zandkorrels, en dat in het kwadraat, en ook dát weer in het kwadraat. Niet te vatten, dus gooi het maar in mijn pet. Laat ik het daarom anders stellen: in vergelijking met deze minimale kans dat ik ik werd, staat het meedoen aan de Staatsloterij vrijwel gelijk aan het winnen van de hoofdprijs. Om die reden kocht ik onlangs een Staatslot. Helaas ging mijn theorie niet op.



vrijdag 24 april 2015

Zwierend

Grensstad, bakermat van Geert Wilders, een voetbalclub die VVV heet. Da’s alles wat ik weet van Venlo. Hoog tijd dus om er polshoogte te nemen.
Na een warme, zonnige stadswandeling strijk ik met grote dorst neer in het knusse centrum, op een terras op het bruisende plein aan de voet van het fraaie, zestiende eeuwse stadhuis. Ik zet in op een mij onbekend biertje, een Afflichem Tripel - van 8,5%, ontdek ik later. Aan het tafeltje naast mij zitten twee vriendinnen, de ene gehuld in een zomers panterprintje, de ander in iets rossigs.
Het panterprintje: ‘Zit ik met Syl in de trein, komt de conducteur onze coupé binnen. Ik zeg “Dag conducteur”, zegt-ie dat dit een stiltecoupé is en dat we misschien beter naar een andere coupé kunnen verhuizen. De lul! Belachelijk toch, mag je niet eens meer de conducteur gedag zeggen! Zeikerd. Geen wonder dat die gasten klappen krijgen. Toch?! Nou, ik zeg ajuus paraplu en we verkassen natuurlijk meteen naar een andere coupé. De lul. Ja, ìk en m’n mond houden. Ken nie hè.’ (Dit alles in sjmeuïg sjlepend Limbugsj.) De twee vriendinnen proesten in hun witte wijn.
Ik leeg vlotjes een tweede glas gerstenat om daarna zwierend en zwalkend via de (Maas)boulevard naar het station terug te keren. Venlo, ik weet genoeg.


dinsdag 21 april 2015

Zin in

Ik kom niet graag in een bouwmarkt, voel me er verloren tussen de gangpaden en stellingen. Dat komt, ik ben geen klusser. Maar nog erger dan klussen is het bij elkaar zoeken van de benodigdheden om überhaupt te kùnnen klussen. Ach ja. 
Bij de Praxis snuffel ik in een bak met wegwerpkwasten, wat alles zegt over mijn ambities. Op dat moment zie ik, iets verderop, hoe een manager een jonge, nieuwe medewerker rondleidt en hem voorstelt aan twee oudere medewerkers. De manager draagt een overhemd met das, de nieuwe man en de oude medewerkers zijn getooid in een rode polo met daarop het fiere Praxis-logo, jawel met dat hamertje. De nieuweling is begin twintig. Net van school, eerste werkdag, schat ik zo in. Ik hoor hem tegen de manager zeggen: ‘Heb er zin in.’ De laatste wrijft tevreden in zijn handen.
Wat later sta ik met mijn spulletjes bij een kassa die wordt bediend door een oudere vrouw die lijkt te zitten wachten op haar pensionering. Ze is in dezelfde rode polo gestoken als de medewerkers van zonet. Goed verzorgd is ze, maar ze oogt desondanks afgeleefd. In tegenstelling tot de nieuwe jongen, straalt zij vooral uit: Heb er géén zin meer in. Begrijpelijk, na een lang werkzaam leven.
Arbeit macht frei, wie heeft die onzin toch bedacht?


donderdag 16 april 2015

Mallotig

Met musicals heb ik weinig. Ik had echter het ‘geluk’ dat ik er in mijn luie stoel onwetend voor ging zitten: Jersey Boys, op dvd. Het leek me namelijk een gewone groepsbiografie, maar al doende ontpopte de film zich steeds meer tot musical. Jersey Boys wint daardoor – voor mij vreemd genoeg - aan kracht; de vrolijke slotscène raast lekker door tot zelfs voorbij de aftiteling.
Het is de story van de Four Seasons, de in de sixties zo populaire zanggroep uit New Jersey, en dan met name over het wel en wee van frontman Frankie Valli met zijn kenmerkende keelgeluid. In feite een dun verhaaltje met wat ups en downs die eigenlijk iets te veel zijn uitgesponnen door regisseur Clint Eastwood. Maar oh, wat is het fijn om al die aanstekelijke hits voorbij te zien/horen komen. Mét daarbij de danspasjes, doo wop-koortjes, kleding, kapsels, auto’s, belichting en straatbeelden. Het acteerwerk is met een stevige knipoog en met name Christopher Walken schittert als maffiabaas. Leuk is het vooral wanneer de acteurs zich soms midden in een scene tot jou, de kijker, richten. Ik las ergens dat zoiets ‘acteren tegen de vierde wand’ heet - nooit geweten. Afijn, misschien is dit wel zoals film behoort te zijn: popcorn, cola, kakkies op de bank en muziek die nog lang in je kop blijft rondzingen waardoor je in je uppie mallotig door de kamer danst. Maar dat kan ook door de lente komen.

maandag 13 april 2015

Data

Regelmatig sta ik op de weegschaal. Weeg ik te veel, dan wil ik stante pede meer bewegen en minder eten. Weeg ik te weinig, dan weet ik zeker dat ik kanker heb. Na getankt te hebben, reken ik altijd het benzinegebruik van mijn autootje uit. Heb ik meer of juist minder gebruikt dan de vorige keer dan zoek ik naar de reden: rijstijl, weertype, welk traject, welke lading. Consciëntieus check ik de bloedwaardes van mijn kater, die suikerpatiënt is, om zo nodig zijn dosering insuline aan te passen. Na een toertocht bestudeer ik op mijn fietscomputer gretig het aantal gereden kilometers, mijn gemiddelde snelheid en mijn topsnelheid. Dagen breng ik door in de meterkast teneinde mijn energieverbruik te checken. Ik zit graag in een kart, maar het mooiste moment is na afloop als ik de timesheet krijg uitgereikt waarop in honderdsten van seconden te lezen is hoe snel of langzaam ik was, en hoe ik me verhield tot de anderen op de baan. Niet zelden controleer ik mijn bloeddruk. Zit ik te laag dan dreigt flauwvallen, zit ik te hoog dan vrees ik een hersenbloeding. Om de cirkel rond te krijgen ben ik nu naarstig op zoek naar een methodiek om mijn data-fetish te meten.


woensdag 8 april 2015

Scharminkel

Tijdens mijn vaste route door het Zuigerplasbos, zag ik haar vanuit de verte naderen. Een jonge vrouw met lang haar en een loslopende labrador; ze duwde een soort bolderkarretje voort. Op zo’n dertig meter vóór mij, tilde ze uit dat karretje een tweede hond: een onooglijk vuilnisbakje op drie pootjes. Het gehandicapte beestje hinkte aandoenlijk door het gras en plaste vervolgens onhandig.
Toen ik passeerde snuffelde het dier aan mijn broekspijp. Ik wilde het aanhalen, maar de vrouw zei: ‘Nee, doet u maar niet. Hij komt uit het asiel, is slecht behandeld en heeft het niet zo op vreemden.’ Ik informeerde daarop naar zijn onbrekende voorpootje. ‘Aangereden door een motor,’ klonk het.  
Ik keek de vrouw aan. Ze combineerde schoonheid met mystiek, had iets weg van Kate Bush. Ze had, realiseerde ik me, de zorg op zich genomen voor een getraumatiseerde en ook fysiek gehandicapte hond. En nu reed ze middels een speciaal karretje het scharminkel rond.
‘Zo kan ie met ons mee naar het bos,’ zei ze met warmte, ‘in plaats van steeds die paar meter rondom het huis.’ Ik complimenteerde haar door te zeggen dat het hondje maar bofte met zijn nieuwe bazin. Kate Bush lachte met half geloken ogen.
Verder wandelend, wist ik het zeker. Engelen bestaan.



vrijdag 3 april 2015

Verantwoordelijk

Een stel onverlaten verminkt zonder enige reden een paard dat in de wei onschuldig staat te grazen; een voetballer bijt in de hitte van de strijd een andere voetballer in zijn oor; in een Valkenburgs hotel biedt een loverboy een zestienjarig meisje aan waar vervolgens tientallen klanten dankbaar gebruik van maken; een groep zwartrijders trapt een conducteur in elkaar; een moeder reist met haar peuters naar het kalifaat om er in opdracht van de profeet te strijden; een gestreste huisarts komt aan de wens van zijn terminale patiënt tegemoet en geeft deze een veel te hoge dosering dormicum en morfine waarbij hij alle protocollen vergeet; een gevierde Hollywood-acteur bungelt aan een touw terwijl de wereld aan zijn voeten ligt; miljoenen rokers sterven dagelijks aan deze gewoonte terwijl tegelijkertijd miljoenen (gewaarschuwde) jongeren juist goedgemutst aan hun nicotineverslaving beginnen; een piloot besluit zichzelf te pletter te vliegen tegen de Franse Alpen waarbij hij 149 anderen meeneemt.
Het is een uiterst cynische contradictie: mensen zijn verantwoordelijk voor hun daden, maar hebben er vaak nauwelijks een verklaring voor.
Homerus had gelijk toen hij het mensenras vergeleek met bladeren: de wind doet ons ritselen, en na het seizoen verwaaien we.*


* Zeer vrij vertaald door J.R.Nagel.

donderdag 2 april 2015

Mastermind

Geregeld zie ik Tv-programma’s langskomen die gaan over wonen, verhuizen of verbouwen. Bewoners krijgen daarbij hulp van allerlei types – ja, dat zijn vaak types – die precies weten hoe het moet. Designers, stylisten, architecten, tuindeskundigen, makelaars en andere goeroes. Onder de hulpbehoevenden zijn, wanneer ze het resultaat aanschouwen, de Ah’s, Super’s en Wow’s dan ook niet van de lucht. En de deskundigen voeren de show verder op met teksten als ‘dan behoud je vanuit de keuken toch contact met je gasten’, ‘door die frutsels weg te werken krijgt het huis een meer industriële, stoere uitstraling’, ‘dit uitzicht verveelt toch nooit!’, ‘sfeer bereik je door out of the box te denken’ en ‘door die lampenkap te vervangen door deze led-ornamenten wordt de uitbouw ineens edgy’. Maar het allerbelangrijkste dat dit soort programma’s ons leert, is dat het woord ‘ouderslaapkamer’ heeft plaatsgemaakt voor master bedroom of gewoon master. Het meurende hok waar vroeger je (groot)ouders snurkten, zich omkleedden of neukten heeft daardoor ineens grandeur gekregen. De master is niets minder dan een masterplan geregisseerd door een mastermind. Het is een louche schurk tot topcrimineel bombarderen. Behalve de naam blijft alles hetzelfde. Weinig edgy dus.