maandag 25 april 2016

Warm welkom

Met een stadsplattegrondje in de hand liep ik het station van Zutphen uit. Ter oriëntatie keek ik om me heen, alvorens met de wandeling te beginnen die me zou leiden langs al het schoons van deze oude Hanzestad, zo fraai gesitueerd aan een bocht van de IJssel. Daar, staand op het stationsplein, werd ik al snel aangesproken door een oude, tamelijk buikige man met vochtige ogen achter een stijlvolle bril met een hoornen montuur. ‘Zoekt u iets of kan ik u ergens mee helpen,' vroeg hij vriendelijk. Ik dankte voor zijn hulp maar zei dat ik er zelf wel uit kwam waarbij ik wees op mijn papieren plattegrondje. Daarop vroeg hij waar ik vandaan kwam. Op mijn antwoord zei hij: ‘Welkom in onze stad. Iedereen is hier van harte welkom. En een fijne dag verder.’
Kijk, dat heet nou een warm welkom.
’s Avonds, weer thuis, las ik in het boek ‘Daar werd wat gruwelijks verricht’ van Reggie Baay, dat handelt over de slavernij in Oost-Indië. Dit fragment viel me op.
---
Al in 1636 gaf gouverneur-generaal […] Pool opdracht om op Nieuw-Guinea ‘profytelycke’ handel te zoeken. En deze profijtelijke handel betrof naast ‘massooi’ (plantaardige olie) vooral slaven.
Het werd een dramatische reis. Bij Nieuw-Guinea aangekomen gaat Pool met tien van zijn mannen aan land. Direct worden ze aangevallen door ‘wel 100 wilde menschen, veel grooter ende grover van posture als onse natie, gantsch swart gelijck de kaffers van Angola, met lang haijr tot over haer schouders, niet anders om t lijff hebbende dan eenich decksel voor de schamelheijt […]. Er vallen doden, onder wie Pool zelf. Hij wordt met een assegaai in de rug geraakt, vervolgens met zijn eigen degen in stukken gehakt en ten slotte het bos in gesleept.
---
Ook dit was een warm welkom. Maar anders dan in Zutphen.  


woensdag 20 april 2016

Arkansas

Weinig mensen zijn zo relatief arm en matig ontwikkeld als de bewoners van het Ozarkgebergte dat zo’n beetje in het hart van de Verenigde Staten ligt. Een prachtig, zwaar bebost en geaccidenteerd landschap dat Oklahoma, Arkansas, Missouri en Kansas verbindt. In de vele gehuchten in de regio is een kwart van de bevolking analfabeet. Kinderen lopen er dikwijls op blote kakkies, de proteïnen komen niet van de supermarkt maar rechtstreeks uit bos of rivier en volwassenen hebben er doorgaans meer vuurwapens in huis dan tanden in hun mond. Populair gezegd betreft het veelal tokkies die sterk vertrouwen op God, zelfgestookte alcohol en 9mm shotguns. Wat betreft Arkansas (fonetisch: Ahknsôh) valt het verschil op tussen wit en zwart. In het Ozarkgebergte wonen vooral straatarme blanken, terwijl in Arkansas' lagere Mississippi-delta de armoede vooral de zwarten treft. De economische pijn bij al deze mensen zit hem in de wegkwijnende industrieën die vrijwel alle zijn verhuisd naar lage lonen-landen. Maar misschien nog pijnlijker voor de locals, is dat Washington deze Zuidelijke regio’s maar matig steunt, terwijl men tientallen miljarden pompt in de arme gebieden in Afrika en elders, iets wat internationaal veel meer status oplevert. Met name ex-president Bill Clinton maakte goede sier met zijn financiële hulp aan Derde Wereldlanden, maar hij bekommerde zich nauwelijks om staten als Arkansas, nota bene de plek waar hij zelf opgroeide en waar zijn politieke carrière begon. Hij is er dan ook niet bijster populair. En zijn vrouw, de toekomstige president, al evenmin. Wel mateloos populair zijn er de grote wekelijkse markten waar iedereen vuurwapens kan kopen, en dat dan ook doet. Ik zou daar graag eens rondkijken, en proberen met niemand ruzie te krijgen. In afwachting van dat overzeese plan bezochten wij eergisteren het vredige Veluwse Loenen om er appelgebak te kanen en paarden over hun neus te aaien. Ook leuk.
Bron: Het Diepe Zuiden van Paul Theroux.

Nabij Loenen (Gelderland). Niet spectaculair, wel vredig en rijk.

Het Ozarkgebergte (Arkansas). Prachtig maar arm.
 

donderdag 14 april 2016

Friesland

Als kind, opgroeiend in de Randstad, had ik een idyllisch beeld van Holland. Beeldschermen bestonden nog niet waardoor mijn fantasie deels werd gestuurd door de plaatjes van Verkade en de schoolprenten van Koekkoek en Jetses. Holland (ik zei toen nog geen ‘Nederland’) was een land van sappige weiden waarop koeien en paarden graasden, dat doorsneden was door vaarten waarop zeilbootjes voeren, en sloten waarin stekelbaarsjes en salamanders zwommen. Een land waar de mensen woonden in dorpjes met een kerk in het midden en daaromheen boertige huisjes en een knus schooltje met een omheinde speelplaats waarop blonde Ot en Sientjes speelden met hoepels en priktollen. Met dat beeld vergiste ik me deerlijk, bleek later. Het betrof geen Holland, maar Friesland!
Hieraan moest ik denken toen vriendin en ik op een prachtige lentedag rustig toerden door het gebied tussen Lemmer, Koudum, Hindeloopen en IJlst. We passeerden het landschap zoals hierboven beschreven. De zeilbootjes en skûtsjes bolden hun zeilen, de koeien en paarden graasden vredig en de boeren ploegden voort. Stapvoets reden we door dorpjes met de kerk in het centrum en het Ot en Sien-schooltje ernaast, waar moeders voor hun huisjes zaten terwijl hun kroost op straat met stoepkrijt of op driewielers kinderdingetjes deden. De mensen oogden iets blonder en romiger dan elders in het land, ze priegelden iets minder fanatiek op hun smartphone, hun wangetjes waren iets frisser dooraderd en de poezen lagen iets meer ontspannen op de vensterbank. Nog steeds vind ik Friesland het echtste stukje Holland. En misschien ook wel het fijnste. Oant sjen.


 

vrijdag 8 april 2016

Jeans

Ieder mens kent gedurende zijn leven een paar omwentelingen of markeringspunten. Bij mij was het (weer) zover, gisteren om 13.47 uur. Op dat moment wist ik het: voor mij geen spijkerbroek meer!
Ooit symbool voor cowboys en James Dean - stoer, stevig, cool en sexy - is de denim pantalon verworden tot een laf en melig kledingstuk. Als aardappelpuree op tafel, de witte letters H O M E op de vensterbank of een forsythia in een stadstuin. Wie het niet meer weet trekt jeans aan. En omdat iedereen dat doet bedacht men een boel gekkigheid. Donker, licht, gevlekt, geschuurd, gebleekt, stiksels, scheuren, gaten, skinny, baggy, rafels, noem maar op. Het denim uniform wordt, ondanks dat spijkerstof best zwaar en stug is, gedragen door schattige peuters, rebelse pubers, goeiige nanny's, grimmige Satudarah’s en bedaagde hoogleraren. Maar niet meer door mij!
Gisteren, om 13.47 uur dus, liep ik in Bataviastad achter een buslading ‘wat oudere’ Chinese toeristen aan. Terwijl zij als gonzende hommels het glanzende pand van Siebel Juweliers betraden, zag ik dat zij allen een spijkerbroek droegen. Nu heb ik in het geheel niets tegen seniore Chinese jeansdragers, maar op de een of andere manier liep ik - toch al steeds meer afstand nemend van denim - vervolgens regelrecht door naar Scotch & Soda waar ik terstond twee comfortabele katoenen casual broeken kocht. Het luidde voor mij een nieuwe levensfase in. Tabee James Dean.


woensdag 6 april 2016

Zondagochtend

Over de dood van Johan Cruijff schreef ik onlangs een stukje, en daarom moét ik nu ook iets schrijven over Wim Brands die begin deze week overleed. Jazeker, het moet omdat Brands’ dood mij meer doet.  
Eigenlijk weet ik weinig van hem. Slechts dat hij dichter, programmamaker en presentator was. Alleen over dat laatste kan ik oordelen omdat ik op zondagochtend een trouw kijker was van ‘zijn’ tv-programma Boeken waarin hij schrijvers en dichters bevroeg over hun (nieuwste) werk. Dat deed Brands uitstekend, vond ik. Hij had het te bespreken boek altijd intens tot zich genomen; zijn vragen waren doordacht, sympathiek en warm en hadden geen ander doel dan informatie en begrip omtrent de auteur en zijn of haar drijfveren. De sfeer tijdens die zondagse gesprekken was sober en sereen.
Wim Brands en zijn programma waren daardoor voor mij een lichtpuntje in het nietszeggende teevee-landschap. In de hitsige wereld van kijkcijfers, gladde ego's en overspannen berichtgeving.
Wim Brands leed aan een depressie, pleegde zelfmoord, werd 57.  De zondagochtend is anders.


zondag 3 april 2016

Finland

Er zijn dagen dat ik niet aan Finland denk. Ik weet te weinig van het land dat zo kouwelijk ligt ingeklemd tussen het stugge Scandinavië en de (in het verleden zeer vijandelijke) kolos in het oosten. Maar onlangs kwam ik te weten* dat de Finnen een hekel hebben aan de lente. Dat klinkt raar voor een volk dat gebukt gaat onder een lange, strenge winter vol donkerte. Echter, de lente in Finland betekent dooi en daarmee een overvloed aan modder, zeker in ruraal gebied en dat is zo’n beetje het hele land. Bovendien betekent de lente van oudsher een periode van stank. Wild en vee dat de winter niet overleefde begint namelijk in het voorjaar te stinken, samen met het rottende hout van de eeuwig zingende bossen. Niet alleen dieren en bomen beginnen te ontbinden, ook mensen. Tot pakweg halverwege de vorige eeuw was het technisch gezien namelijk best lastig om iemand ‘s winters te begraven, dit vanwege de bevroren grond. Dat gezellige klusje bewaarde men soms tot het voorjaar.
Dus als wij vrolijk fluitend door de ontluikende Keukenhof banjeren, hebben de Finnen iets heel anders aan het hoofd. Arme drommels. Afijn, als ik Fin was rolde ik in m'n nakie door de sneeuw, verstopte ik me daarna in mijn hete sauna en kwam ik er vervolgens slechts uit voor alcohol. Maar de Finnen zijn vast verstandiger, doorgaans. 

* Bron: Nieuwe Finse Grammatica van Diego Marani