dinsdag 31 oktober 2017

Spruitjeslucht

Voedselbereiding is niet mijn favoriete hobby. Ik heb weinig interesse in eetwaar en ingrediënten, ben ongeduldig en baal van de kleverige, vette troep die het geeft. Dat ik toch geregeld kook, komt door de zich verantwoordelijk voelende angsthaas in mij, die van mening is dat variatie, vezels en vitamines leiden tot lichamelijk welbevinden. Slechts om dié reden hang ik boven de pannetjes, waarbij opgemerkt dat mijn receptenlijst zich beperkt tot pakweg tien vrij basale variaties. Wat uiteindelijk uit mijn pannen komt is daardoor eerder praktisch dan spannend. Er is echter één uitzondering: soms maak ik 'Indische spruitjes'. Nou ja, zo bijzonder is het ook weer niet want ik gebruik een overbekende boemboe, de sajoer boontjes van Conimex. Maar in plaats van boontjes smijt ik spruitjes in de wok. Natuurlijk een paar tenen knoflook erbij, wat peper, een kwak sambal én mijn duivels geheim: een flink blok santen. Dat laatste zorgt uiteindelijk voor een smeuïg en ook ietwat zoetig papje dat de bitterheid van de spruiten goeddeels opheft. Deze ‘sajoer spruitjes’ smaakt heerlijk bij de rijstmaaltijd, maar ik eet het ook met aardappelen en een stukje rookworst. Echter, en dit is even spectaculair als uniek, het smaakt  goed dat je mijn spruiten gerust ook sec kunt eten, zonder te kotsen. Uit verwarde breinen ontspruiten soms goede ideeën.


woensdag 25 oktober 2017

Doodgemoedereerd

In mijn buurt woont een man met drie teckels: een kortharige, een langharige en een ruwharige. Net als zijn drie hondjes is de man ook best komisch. Het is een kleine pensionado met een grijs kuifje en een olijke blik die tijdens het uitlaatrondje doorlopend in dialoog is met zijn teckeltjes. ‘Kom hier, doe effe normaal, ja braaf, nee dat is vies, leuk hè, waarom doe je dat nou,’ dat werk.
Vandaag kwam ik het span ergens in het groen tegen; de hondjes liepen los. Ik ken ze inmiddels, dus wist ongeveer wat er stond te gebeuren. De altijd voorop lopende ruwharige kwam op me af trippelen, snuffelde aan mijn broekspijp en wandelde weer parmantig verder. De langharige stormde vervolgens schel blaffend op me af waarop de man riep ‘Nee Willy, niet zo plagen!’, waarna het mormel terstond zijn kop hield. De kortharige bleef echter achter; hij zat met zijn gekromde teckelruggetje doodgemoedereerd te schijten onder een liguster. Toen ik hem passeerde keek hij me aan met de grote, natte, onschuldige ogen van een zeehond. Maar achter me hoorde ik de man al roepen: ‘Afknijpen Wubbo, we hebben niet de hele dag.’
Volgens mij heb je, om gelukkig te zijn, gewoon drie teckels nodig, al het andere is ballast. Nou ja, misschien volstaat eentje ook wel, mits die zeehondenogen heeft. 


woensdag 18 oktober 2017

Deventer Koek

Het oude centrum van Deventer is een bezoek meer dan waard. De fraaie Brink, de Deventer Koekwinkel, het Speelgoedmuseum, het ‘oudste stenen huis van Nederland’, de Latijnse school, Oude Mariakerk, de kabbelende IJssel, ze liggen allemaal binnen een kwartiertje lopen van het station. Kuierend langs al dit schoons ging het door intieme straatjes met antiquariaten, kunstwinkeltjes of kleine uitdragerijen waar ze bijvoorbeeld alleen stempels, gebruikt speelgoed of oude LP’s verkochten. Na deze sfeervolle rondgang dronk ik koffie op het terras van De Rode Kat waarna ik met een goed gevoel de oude Hanzestad weer per trein achter me liet. 
Naast mij zat, aan het gangpad, een Arabisch uitziende man met een mooie zwarte baard. Hij keek op zijn smartphone, ik uit het raam. Tegenover ons zat een bejaarde man met een bril scheef op zijn voorhoofd, wat er verstrooid uitzag. De oude heer zat weg te dommelen; uiteindelijk zakte diens hoofd voorover, in diepe slaap. Zijn bril gleed bij die beweging van zijn voorhoofd en tuimelde in het gangpad. Baardmans, naast mij, pakte de bril op en legde hem gevoelvol op de schoot van de oude heer, die van dit alles niets merkte. Mijn buurman keek daarna weer onverstoord op zijn smartphone. Ik staarde weer uit het raam, in stilte genietend van het idee dat de slapende man nooit zou weten wat er met zijn bril was gebeurd. En daarna dacht ik weer aan Deventer, maar dat was andere koek. 

  

vrijdag 13 oktober 2017

Luwte

Gisteren bezocht ik de Yonex Dutch Open te Almere, ’s lands internationale badmintontoernooi. Ik heb die sport jarenlang beoefend totdat m'n knieën op waren. Daarna keerde ik het wereldje de rug toe. Maar nu, een paar decennia later in Almere, werd ik ineens weer overrompeld door de pracht van badminton dat, mits op niveau, als geen andere sport een fraaie mix is van reactiesnelheid, atletisch vermogen en topconditie. Zo zag ik hoe een Taiwanees en een Japanner mekaar in drie sets compleet uitwoonden, hoe een (roodharig) Schots gemengd-dubbel zich kreunend en steunend vocht naar de overwinning op een Duitse combinatie, hoe een elegante Deense en felle Indiase om elk punt streden in hun damesenkelpartij. Vanaf de tribune genoot ik van de techniek, de lijven, inspanningen, emotionele kreten, het scoreverloop. Nu is het leuke aan dit soort toernooien, dat deelnemende sporters ook vaak op de tribune zitten om tegenstanders te observeren of om te relaxen tijdens de pauzes in hun wedstrijdschema's. Zodoende bevond ik me tussen een aantal in blauw-rode trainingspakken gestoken Russen, atletische jonge mannen en vrouwen. Ze hadden mooie hoofden, hun taal zat vol kleur en ze roken lekker, wat wellicht door de massage-olie kwam. Kortom: ik vermaakte me uitstekend in die Almeerse sporthal waardoor deze hernieuwde kennismaking met 'pluimbal' mij een gevoel bracht dat je het best kunt vergelijken met dat van Clara 24 die in het voorjaar voor het eerst weer weidegras onder haar bonkige poten voelt. Overigens is het best jammer dat de sport in onze contreien zo in de luwte bivakkeert. Ofschoon je ook kunt stellen dat luwte essentieel is, want met wind is het verrekt lastig badmintonnen. 


maandag 9 oktober 2017

Dwangneurose

Ze wandelden een meter of twintig voor me uit, een moeder met een dochtertje van tien en een zoontje van acht, schatte ik. De moeder liep met een geknikte nek te klootviolen op haar mobieltje terwijl het ventje zat te etteren. Ik zag hoe hij met een plastic speelgoedzwaard dreigende uitvallen deed naar zijn grote zus. Het meisje negeerde hem cool, wat ik knap vond. Totdat hij haar echt raakte, wat moést gebeuren. Ze veranderde binnen één tel in een karateka en ramde haar broertje met haar vlakke hand vol op zijn gezicht. Klets. Brullen. Ik zag dat de moeder zich losmaakte van haar smartphone - nu pas. Ze schreeuwde haar kroost toe. ‘Stelletje klieren [...] altijd als we [...] wat een shit dit,’ hoorde ik tussen flarden wind. Woést was ze, naar ik hoopte vooral op zichzelf. Want als een buitenstaander op enige afstand al zag aankomen dat het hommeles zou worden tussen haar kinderen, dan mocht de moeder - pal naast ze lopend - zichzelf best doodschamen. Maar ach, eigenlijk kon de vrouw er ook weinig aan doen. Ze leed nu eenmaal aan de dwangneurose die mobieltjes doorgaans genereren, een akelige aandoening die er meer inhakt dan tien speelgoedzwaarden. 


woensdag 4 oktober 2017

Gemoed

Een droeve dag, misschien wel een van de meest droevige van het jaar. Ik heb namelijk het tuinmeubilair schoongemaakt, ingeklapt en binnenshuis opgeborgen opdat koning Winter er geen vat op heeft. Het betreft twee stoelen en een tafeltje. Ze zijn weliswaar gefabriceerd van weerbestendig materiaal, maar toch wil ik niet dat ze goor worden, of sterk verweren, of dat ze broedplaatsen gaan vormen van allerlei gedierte dat schuilt voor de winterse elementen. Vanaf nu staan ze op zolder, droog en warm. Dat heeft ook iets knussigs, zo van: ‘kom maar lekker binnen jongens, waar het veilig en comfortabel is, want jullie horen er ook bij, hoor.’
Knus of niet, het blijft een uiterst sombere dag omdat ik voor zes maanden afscheid nam van het buitenleven, van het goudgekleurde licht, van de mooie helft van het jaar. Afscheid van het groen dat nu snel verkleurt en afsterft. Afscheid van de warmte in je nek, de geur van gemaaid gras, het koude Palmpje op het terras, in zekere zin van het leven. Het komende halfjaar brengen we meestentijds binnen door. ‘Gezellig toch,’ hoor ik meerstemmig roepen, ‘kaarslicht, prachtige herfstkleuren, feestdagen, winterpret.’ Best mogelijk, maar daarmee verdrijf je niet het vroege duister, kleurloze landschap en zware gemoed. Vandaar de eerste zin.