Een droeve dag, misschien wel een van de meest droevige van het jaar. Ik heb
namelijk het tuinmeubilair schoongemaakt, ingeklapt en binnenshuis opgeborgen
opdat koning Winter er geen vat op heeft. Het betreft twee stoelen
en een tafeltje. Ze zijn weliswaar gefabriceerd van weerbestendig materiaal, maar toch wil ik niet dat ze goor worden, of sterk verweren, of dat ze broedplaatsen gaan vormen van allerlei gedierte dat schuilt voor de winterse elementen. Vanaf nu staan ze op zolder, droog
en warm. Dat heeft ook iets knussigs, zo van: ‘kom maar lekker binnen jongens,
waar het veilig en comfortabel is, want jullie horen er ook bij, hoor.’
Knus of niet, het blijft een uiterst sombere dag omdat ik voor
zes maanden afscheid nam van het buitenleven, van het goudgekleurde licht, van de mooie helft
van het jaar. Afscheid van het groen dat nu snel verkleurt en afsterft. Afscheid
van de warmte in je nek, de geur van gemaaid gras, het koude Palmpje op het terras,
in zekere zin van het leven. Het komende halfjaar brengen we meestentijds
binnen door. ‘Gezellig toch,’ hoor ik meerstemmig roepen, ‘kaarslicht,
prachtige herfstkleuren, feestdagen, winterpret.’ Best mogelijk, maar daarmee
verdrijf je niet het vroege duister, kleurloze landschap en zware gemoed. Vandaar de eerste zin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten